Leer wachten!
't Hennetje had wachten geleerd, maar 't haantje niet. Eens kwamen zij in een tuin vol kruisbessen, die eerst half rijp waren. Toen zei 't hennetje: ‘Laat ons wachten, tot ze rijp zijn; dan willen wij hier weer heengaan en eens kostelijk smullen.’ 't Haantje echter wou daar niet naar hooren, maar at zoo lang, tot hij erg pijn in zijn buikje kreeg. Toen liep het naar huis, en 't hoentje moest hem vlierthee zetten en een pleistertje leggen, want anders zou 't haantje gestorven zijn.
Een ander maal waren de beiden naar het veld geweest en hadden het daar zoo geducht heet gekregen, dat het zweet hun bij de bekjes neerliep. Toen kwamen zij aan een frisch, helder watertje en zagen, dat het goed was om te drinken. Het haantje wou terstond maar aan het drinken gaan; doch het heunetje zei: ‘Neen, lieve schat, nog niet! Wacht eerst een beetje, tot je wat bekoeld bent.’ - Maar 't haantje was eigenzinnig en dronk, zoo veel hem maar lustte; doch voordat zij naar huis kwamen werd het haantje ziek en moest buiten op het veld blijven liggen. Het hennetje liep op een trippeldrafje naar huis en haalde een dik, warm dekentje, en dat sloeg het 't arme haantje om den buik en om den hals, en toen droeg het dat zoo op den rug naar huis. De vogeldokter maakte het zieke haantje eindelijk weer gezond; maar