De spiegel der jongers
(1860)–Lambertus Goetman– Auteursrechtvrij
[pagina VII]
| |
[Inleiding]Reeds in de vorige eeuw haelde Clignett, in zyne Aanteekeningen op Jacob van Maerlants Spieghel HistoriaelGa naar voetnoot(1), het werkjen van Lambert Goetman, den Spiegel der Jongers aen. Vervolgends trok Van Wyn daerop nader de aendacht, en hy deelde de acht eerste verzen, als proeve van 's dichters schrijftrant medeGa naar voetnoot(2). Deze geleerde bezat een afschrift van het geheel; doch onzeker is het, of het naer een handschrift of wel naer eenen ouden druk vervaerdigd was. Na gezegd te hebben, dat dit dichtwerk in 1488 vol- | |
[pagina VIII]
| |
tooid werd, voegt hy er by: ‘Maar 'er is een, omtrend gelyktydige druk van, die, te Antwerpen, gemaekt wierdt’ en hy beroept zich verder op Vissers NaamlystGa naar voetnoot(1), waer wel eene leidsche, maer niet eene antwerpsche uitgave, van 1488, opgegeven wordt. Of echter eene dezer werkelyk bestaet, is tot hiertoe niet bewezen. De latere schryvers, die over onze letterkundige geschiedenis handelen, zoo als De VriesGa naar voetnoot(2), WillemsGa naar voetnoot(3) en SnellaertGa naar voetnoot(4) hadden geene gelegenheid den Spiegel der Jongers te zien, en waren dus verplicht het weinige dat by Van Wyn voorkomt, na te schryven. De heer Buddingh was de eerste, die over Lambert Goetmans werkjen breedvoerig handelde, en daeruit, volgends een exemplaer van den druk te Antwerpen by Godevaert Back verschenen, hetwelk op de Koninklyke Bibliotheek te 's Gravenhage berust, en dat ik hier later zal beschryven, een vijftal brokken mededeeldeGa naar voetnoot(5). Professor Visscher, die na hem kwam, maekt slechts ter loops gewag van den Spiegel der Jongers, en verwijst naer den heer BuddinghGa naar voetnoot(6). | |
[pagina IX]
| |
Wie Lambert Goetman geweest is, of hy tot Zuid- of wel tot Noord-Nederland behoorde, weet men tot hiertoe niet. Hy is alleen bekend door den Spiegel der Jongers; en uit de laetste regels van dit werkjen: Die dese materie heeft bescreuen
ende in rijmen heeft versaemt,
voor Gode moet hi zijn verheuen,
Lambertus Goetman is hi ghenaemt.
Int selue jaer hiernae gheraemt,
duysent .CCCC. taehtentich ende acht
wort dit boeck, so dat betaemt,
den derden dach in Meerte volbracht.
mag men, dunkt my, opmaken, dat het boekjen in het zelfde jaer, dat het ter pers werd gelegd, 1488, ook door den schryver voltooid was. De Spiegel der Jongers schijnt hoofdzakelyk tot onderricht der jeugd bestemd te zijn geweest. Het is immers eene verzameling van zedelessen of voorschriften, waervan de meeste, het zy aen huis door de ouders, het zy op school door de meesters konden voorgehouden en geleerd worden, terwijl eenige voor persoonen van ryperen ouderdom geschreven zijn. Alles is verdeeld in honderd en vier-en-twintig vierregelige strofen van gekruiste verzen, zoo dat het geheel vier honderd en zes-en-negentig regels bedraegtGa naar voetnoot(1). | |
[pagina X]
| |
In de eerste verzen, die tot inleiding dienen, zegt de schryver: Een materie heb iek ghcheuen
voor jonghe kinderen sonderlinghe
ende wten latijn in duytsche beschreuen.
Doch als men dit in verband brengt met de twee volgende reeds aengehaelde regels, die aen het einde des boekjens voorkomen: Die dese materie heeft bescreuen
ende in rijmen heeft versaemt.
dan zal men wel mogen aennemen, dat Goetman zijn werkjen, niet in eens uit een dergelyk, reeds in het latijn bestaende, in onze tael overbracht, maer wel het samentrok uit onderscheidene schryvers der Oudheid. In den druk by Godevaert Back leest men de volgende voorrede, waerin de bronnen, waeruit de zedelessen en spreuken werden genomen, die in het boekjen voorkomen, opgenoemd worden: ‘Hier beghint een seer notabel ende profitelijc boecxken gheheeten den spiegel der ionghers vergadert ende ghemaect bi een seer notabel ende geleert man wt veel grote meesters boecken. Te weten als wt Gregorius, Augustinus, Iheronimus, Salomon, David, Sinte Pauwels, Sinte Matheus, Aristotiles, Chato, Boecius, Eneas Silveus ende meer ander, die te lanck waren te noemen. In weleker veel merckelycke leeringen en doetrinen gheschreuen sijn, diewelcke niet alleen van node en sijn iongers inder scolen, | |
[pagina XI]
| |
mer si dienen ende sijn van node eleken kersten mensee hy si ione of out, om te weten ende hem daer na te reguleren.’ Deze voorrede, heeft men in de latere drukken, zoo als dien by Hendrik Eckert van Homberch en dien by Willem Vorsterman, weggelaten. Vast gaet het, dat de Spiegel der Jongers, toen hy in het licht kwam grooten opgang maekte, en nog langen tijd daerna veel byval bleef genieten. Hy schijnt den vroeger overal geleerd wordenden Dietschen Catoen, zoo niet geheel verdrongen te hebben, ten minsten op zyde gestreefd te zijn, en met dezen op gelyken voet tot onderricht der jeugd gediend te hebben. Wat vorm, doel en strekking betreft, konden in der daed die twee boekjens, gerust naest malkanderen staen. In den Spiegel der Jongers echter heerscht doorgaends, zoo als de heer Buddingh te recht doet opmerken, een meer godsdienstige toon. Goetman was de kinderdichter, de Van Alphen, van zynen tijd. Geen wonder dus, dat zijn boekjen zoo dikwijls ter pers werd gelegd; maer geen wonder dus ook, dat er zoo weinig exemplaren van tot ons zijn gekomen. Van de zes oude drukken te samen immers, die ik daervan opnoem, maer waeronder er twee zijn, die ik slechts by anderen opgegeven vond, zonder dat ik kan aenwyzen in wiens bezit ze zouden wezen, kan ik slechts het bestaen van vier exemplaren, dat is één exemplaer van ieder der vier onderscheidene drukken, aenduiden. Twee dezer berusten op de Koninklyke Bibliotheek te 's Gravenhage, een derde op de Koninklyke Biblio- | |
[pagina XII]
| |
theek te Parijs, en een vierde eindelyk behoort my toe. Onder deze vier exemplaren zijn er nog twee, waervan de titel ontbreekt. De Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen, heeft dus door het doen herdrukken van dit zoo zeldzaem geworden boekjen, eenen wezenlyken dienst bewezen aen allen, die zich of op de geschiedenis onzer letterkunde, of op die van opvoeding en onderwijs hier te lande toeleggen. Thands over de drukken, die my bekend zijn: Willems, in zyne VerhandelingGa naar voetnoot(1), zegt eenige woorden over Lambert Goetman, en voegt er by: ‘Wiens Spieghel der Jongers, omtrent het jaer 1488, te Antwerpen van de pers kwam.’ En om die reden noemt die geleerde Goetman onder de Zuid-Nederlandsche dichters op. Maer Willems beroept zich op Van Wyn, en ik heb reeds boven aengetoond, dat deze laetste zich waerschijnlyk vergist heeft, zoo dat er voor my geen bewijs meer overblijft van eenen druk, die te Antwerpen, in 1488, zou verschenen zijn. Zie hier welke uitgaven ik nader kan aenwyzen: I. Den Spieghel der Jonghers. Gheprent te Leyden, 1488, in-8o. Deze komt voor op den Catalogus der voor onze oude nederlandsche letteren zoo merkwaerdige bibliotheek van den Gentenaer P. Van Damme, welke te Amsterdam, in | |
[pagina XIII]
| |
1764, verkocht werd. Dat boeksken is te vinden onder Nr 5504 der 8vos, en wordt aldaer opgegeven als zijnde een zuyver exemplaar; nieuwe hoorne band. Wat er van geworden is, kan ik niet zeggen. Visser op zyne Naamlyst, haelt dezen druk aen volgends gemelden Catalogus van Van Damme. Ook Clignett, zoo als ik reeds boven zegde, in zyne Aanteekeningen op Maerlants Spiegel HistoriaelGa naar voetnoot(1), maekt melding van: Lambertus Goetman, Spiegel der Iongers, Leyden 1488. Van deze uitgave is my nooit een exemplaer voorgekomen, en ik twyfel zelfs eenigs zins aen haer bestaen. Het zou wel de zelfde kunnen zijn als die welke ik hier verder onder No V beschrijf. De opsteller heeft misschien het jaer 1488 uit den tekst, en niet uit het Colophon genomen. II. Item een seer notabel ende Profitelick Boecxken, gheheeten Den Spyegel der Jonghers, vergadert bi een seer notabel ende gheleert Man. tHantwerpen in-8o. - In rym; omtrent 1490. Aldus beschreven op den Catalogus der verkooping van I. Lelong, onder Nr 2742 der 8vosGa naar voetnoot(1). Van dezen druk kan ik ook niets meer zeggen. III. Hier beghint een seer nota | |
[pagina XIV]
| |
Op den titel, onder dat opschrift, is eene houtsnede voorstellende eenen heiligen Antonius met nimbus en verken, en eenen heiligen Franciscus met eene remonstrans in de hand, waerop de letters: i.h.s. Deze plaet heeft dus niets gemeen met den inhoud van het boekjen. Op bladzyde 1b leest men: Hier beghint een seer notabel ende profitelijc boecxkē gheheeten dē spieghel, enz. Ik heb geheel dit voorwoord reeds hierboven gegeven. Dan volgt het gedicht tot op bl. 15a, alwaer van onder staet: Die dese materic heeft besereuen
Ende in rijmē heeft versaemt
en het vervolg op bl. 15b: Veer gode moet hi sijn verheuen
Lambertus goetmā es hi ghenaemt
Int selue iaer hier nae gheraemt
Dusent .CCCC. lxxx en̄ acht
Was dit boecxken soe dat betaemt
Den derdē in maert volbracht
Deo Gracias.
Gheprent Thantwerpen buijtē die camerpoorte int voghelhuijs Bi mi Goijuaert Back...?.✠?.✠ | |
[pagina XV]
| |
Op bladzyde 16a, zijnde de voorlaetste, komt wederom eene houtsnede voor, waerop een ridder is afgebeeld, die in de linker hand eenen boog, en in de rechter twee pylen houdt. Bovenaen staet het monogramma of teeken van den graveur. Eindelyk op blz. 16b, die de laetste is, staet het drukkersteeken. Een exemplaer van dezen druk bestaet op de Koninklyke Bibliotheek te 's GravenhageGa naar voetnoot(1). De heer Buddingh bediende zich van dit exemplaer, en trok er vijf uitgebreide proeven uit, die ik hierachter als Bylage op nieuw laet drukken, om te bewyzen dat de tekst van de onderscheidene uitgaven byna gelijk is gebleven, en in 't algemeen slechts onbeduidende verandering in tael en spelling heeft ondergaen. Deze geleerde heeft die brokken met al de verkortingsteekenen, in den ouden druk in veel grooteren getale dan in dien, welke voor deze uitgave gediend heeft, voorkomende, opgenomen. Ik achtte zulks voor de hierachter bygevoegde Bylage onnoodig. IV. Eenen druk te Antwerpen in 1501, by Hendrik Eekert van Homberch verschenen. Hiervan bestaet insgelyks het eenige my bekende exem- | |
[pagina XVI]
| |
plaer op de Koninklyke Bibliotheek te 's Gravenhage. Het werd reeds aengehaeld door den heer BuddinghGa naar voetnoot(1); doch dank aen den heer Campbell, kan ik omtrent hetzelve eenige nadere inlichtingen geven. Het eerste blad (waerschijnlyk met titel), ontbreekt. Het boekjen begint met sig. A ii. O hemelsce con̄ic god almachtich
Vader sone en̄ heylige geest
Drie personē een god warachtich
Verleent ōs gracie en̄ wijshz meest....
Het eindigt op bladzyde 15b aldus: Voer gode moet hij sijn verheuen
Lambert9 Goetman is hi ghenaemt.
Int selue iaer hier na gheraemt
Dusent. CCCC tachtentich en̄ acht
Was dat boecken so dat betaemt
Dē derdē dach in merte volbracht.
Deo gracias.:.
Dit boecxkē is gheprent tAntwer Bl. 16 heeft recto eene houtsnêeplaet voorstellende de Koningin des Hemels, aen wier rechter hand eene vrouw met eenen palmtak, en aen wier linker eene vrouw met een zwaerd. De vloer is geruit wit en zwart. | |
[pagina XVII]
| |
Op de keerzyde van dit blad is nog eene plaet, verbeeldende eenen vorst op den rechterstoel zittende, met vier persoonen, burgerlyke en geestelyke, aen zyne zyden. Voor hem, beneden den troon zit een schryver of greffier. De vloer waerop zy staen, is insgelyks, zoo als op de andere houtsnede, wit en zwart. Het is in klein 8o, telt 20 regels op elke bladzyde en heeft 16 bladen of 32 bladzyden even als de druk van Back. De boekjens zijn blad op blad naer elkander nagedrukt. Het verschil in de spelling is zeer luttel. V. Op de Koninklyke Bibliotheek te Parijs berust: De heer L.Ph.C. Van den Bergh, die hierop de aendaeht trokGa naar voetnoot(1), heeft de acht laetste verzen afgeschreven: Die dese materie heeft bescreuen
Ende in rimen heeft versaemt,
Voer gode moet hi sijn verheuen
Lambertus goetman is hi genaemt
int selve iaer hier nea (sic) gheraemt
Dusent .CCCC. tachtentich ende acht,
Wort dit boeck so dat betaemt
Den derden dach in maerte volbracht.
Jan Zeversz drukte te Leyden by den aenvang van de zestiende eeuw. Ik heb hierboven reeds den twyfel geopperd, of men | |
[pagina XVIII]
| |
deze uitgave niet voor de zelfde te houden heeft, als die welke gewaendelyk in 1488, te Leiden zou gedrukt zijn, en waervan men geen exemplaer schijnt terug te kunnen vinden. VI. Een druk te Antwerpen by Willem Vosterman. Aen het exemplaer, dat ik daervan bezit, en hetwelk vroeger aen den bekenden engelschen boekverzamelaer R. Heber toebehoorde, ontbreekt de titel of bl. A i. Dan begint op bl. A ii; O hemelsche coninck god almachtich
Vader sone heylighe gheest.
Het boekjen in den staet, waerin het zich bevindt, telt nog 13 bladen of 26 bladzyden, en op elke der vijf-en-twintig eerste bladzyden 20 verzen en op de laetste slechts zes: Voor gode moet hi sijn verheuen
Lambertus goet manGa naar voetnoot(1) is hi ghenaemt
Int selne iaer hier nae gheraemt
Duysent .CCCC. tachtentich ende acht
Wort dit boeek so dat betaemt
Den derden dach in Meerte volbracht.
Gheprint Thantwerpen buyten dye | |
[pagina XIX]
| |
Deze uitgave is met geene hoegenaemde houtsneden versierd; er zijn ook zeer weinige verkortingsteekenen gebruikt. Willem Vosterman, werd als meester drukker in de Sinte-Lueasgilde van Antwerpen in 1512 aenveerd, en bekleedde daerin het dekenschap in 1527-1528 en in 1542-1543Ga naar voetnoot(1). Deze uitgave van Vorsterman is voor dezen herdruk letterlyk gevolgd. Ten slotte zal ik hier doen opmerken, dat in dezen drukGa naar voetnoot(2), zoo wel als in dien van Hendrik Eckert van HomberchGa naar voetnoot(3), het boekjen Der Kinderen Spiegel, en niet den Spiegel der Jongers, zoo als in dien van Godevaert Back, genoemd wordt. C.P. Serrure. Gent, den 20en July 1860. |
|