die tijd nog om? Dat begrepen ze niet, maar mama hielp hen een beetje op slag en toen ging het beter. Toen begonnen ze boerderij te spelen en hadden het zoo druk met het melken der koeien, het karnen, het hooien en alle dergelijke zaken dat niet alleen de eerste dag, maar zelfs de geheele maand om was voordat ze er om dachten.
En toen kwam die heerlijke, overheerlijke dag, waarop ze werkelijk op reis gingen. Hoe vroeg ze dien morgen wel wakker werden, is moeilijk te zeggen, maar stellig is het dat ze geen van allen te laat klaar waren.
Het was een prachtige zomermorgen, toen ze in de spoor plaats namen en een paar uren later te Bloemendaal er uit stapten. Daar waren zij dadelijk te midden van boomen en bloemen en vonden zij, dat alles er even gelukkig en vriendelijk uitzag. Het gevoel van vrij buiten te zijn was voor de stadskinderen een ongekend genot en papa en mama hadden er pret aan om te zien hoe de jeugd genoot. Ze liepen en draafden en klauterden en sprongen en zongen en dansten van de pret.
Van de oudste tot de jongste hadden ze allen evenveel schik, maar dat is ook te begrijpen, want alles was nieuw. In het hotel waar ze logeerden en dat ge op het plaatje kunt zien, waren nog meer menschen met kinderen en deze hadden een croquetspel, waar ze eerst heel verbaasd naar keken, maar waarmee ze later dikwijls allen te samen speelden op het grasperk voor het huis.
Maar bijna nog prettiger dan dat spel vonden zij het om de boerin na te loopen en haar alles te hooren vertellen. Nu, de boerin hield veel van kinderen en dus als zij ze 's morgens zag aankomen met de melkglazen, gaf zij ze altijd wat te doen.
Den eenen dag mochten zij de eenden rijst geven, een volgenden dag de kippen voeren, nu eens probeeren om de karn in beweging te brengen, dan meegaan naar den melkkelder, waar de room van de melk werd geschept en ook wel kregen ze te proeven van het versche eigen gebakken krentebrood of van de honing, die de boerin in voorraad had.
Altijd was er wel iets waar ze de kleinen pleizier mede kon doen.
En als de hooiwagen leeg naar het land reed kregen zij er allen een plaatsje op en de ezel mocht zoo dikwijls worden ingespannen als er maar iemand lust had om te rijden. Daarom stond het ezeltje niet dikwijls zoo kalm uit te blazen, als hij op het plaatje doet!
Eens op een dag reden papa en mama met al de bengeltjes naar zee en daar op het strand hadden ze ook alweer een dag van genot. Ze groeven met schopjes in het zand en maakten bergen en klommen de duinen op en keken naar een Jan Klaassenkast en naar zingende en dansende pikzwarte negers, en liepen tot vlak bij de zee en sprongen hard terug als de golven aankwamen en vonden alles even aardig en prettig.