Het vertrek.
Bevend van angst stonden ze bij elkander, allen zoo stil als muisjes kunnen zijn, terwijl de vader, met een oog voor het gaatje, op de loer stond om te kijken wat de kat, die hun zoo'n schrik had aangejaagd, verder zou uitvoeren. ‘Gelukkig, hij gaat heen,’ fluisterde de vader eindelijk, ‘nu weder aan den maaltijd,’ en hijzelf sprong weer te voorschijn en nam weer zijn plaats in aan tafel, spoedig gevolgd door het heele troepje.
Daar zaten ze weer alsof er niets gebeurd was, alleen de gast stond nog en scheen geen plan te hebben om weer te gaan zitten.
‘Hoe nu?’ vroeg de gastheer, ‘ge wilt ons toch niet verlaten? kijk eens hier, ik heb kaas, ham en peren en straks komt er nog .....’
‘Dank, dank,’ riep de veldmuis haastig, ‘welke lekkernijen er ook nog mogen komen, ik heb er genoeg van. Morgen wacht ik u bij mij,’ en bij deze woorden verdween hij en kwam nooit weer in de stad terug.