De Verjaardag.
‘Zoete Line, zoete Line,’ riepen de papegaaien, die in een kooi voor het bed van Line stonden en daardoor werd het meisje wakker en keek eens om zich heen. Ze had zoo vast geslapen, dat ze eerst niet eens recht begreep waar ze was.
Zoodra ze echter de papegaaien zag, wist ze weer heel goed hoe prettig alles nu weer was en hoe'n gelukkigen dag ze gister had.
Het was nu al een jaar geleden sedert dat ongeluk en hare oogen waren al lang geheel beter. Line was in dat jaar dikwijls in de gelegenheid geweest om te klikken, maar ze had het nooit weer gedaan. Als ze soms al op haar tong had om te zeggen: ‘dat deed deze of die,’ dan bedacht zij zich nog en hield zich stil.
‘Waarom anderen verdriet te doen?’ dacht zij dan en begreep nu volkomen dat men zeer goed de waarheid kan spreken, zonder alles aan te brengen.
Iedereen verheugde zich over die verandering en dikwijls zeide men: ‘wat is Line nu een lief meisje.’
Maar Line dacht altijd: ‘Vic weet er niets van dat ik mij veranderd heb en hij denkt altijd nog dat ik een klikspaan ben,’ en die gedachte was natuurlijk niet zoo heel prettig, want het is zoo heerlijk als iedereen veel van ons houdt.
Maar Victor was ver weg en kon er dus niets van weten, zooals Line meende, want zij dacht niet aan de brieven, die zijne moeder hem schreef, en juist in die brieven stond het te lezen, hoe Line zich veranderd had en hoe ze nu nooit meer klikte. ‘Dan is toch een meisje weer beter dan ik dacht,’ begon Victor te gelooven, want hij was oud genoeg om te weten, dat er vrij wat inspanning en goede wil voor noodig is om zich een slechte gewoonte af te leeren.
‘Ik ben toch eigenlijk al heel onaardig tegen Line geweest,’ bedacht Victor toen, en dat was ook zoo. Al had Line geklikt en al was dat ook nog zoo leelijk, Victor had toch, vooral toen ze zoo'n pijn had, wel wat medelijden met haar mogen hebben, en hij nam zich dan ook vast voor om vrij wat aardiger tegen Line te zijn, als hij weer thuis was en zij weer kwam logeeren.
‘Goe-jen-dag, goe-jen-dag,’ klonk het hem op eens in de ooren, terwijl hij op het dek heen en weer liep.
‘Wie roept dat?’ vroeg hij. 't Was zoo'n vreemd geluid.
‘Deze hier,’ antwoordde de stuurman en liet hem een koperen kooi zien, waarin twee papegaaien zaten, die hoe langer hoe harder ‘goejendag’ riepen. ‘Ze kunnen alles leeren zeggen,’ vertelde hij.
‘Hé, ik wou dat ik die vogels had,’ zeide Victor.
‘Ze zijn te koop,’ antwoordde de stuurman.
Victor deed een bod en zie! daar waren de vogels in zijn bezit. Nu leerde de stuurman hen nog eenige woorden en onder anderen ook op Victor's verzoek: ‘zoete Line.’
‘Dat zal Line aardig vinden,’ dacht Victor. Hij had geen plan ze haar present te geven, maar toen hij thuis kwam, was het juist haar verjaardag. Ze werd elf jaar. Gewoonlijk kreeg zij wel het een en ander op dien dag, maar niet altijd dachten al de ooms en tantes er aan.