| |
| |
| |
Waerom de Tooveraers van Egypten niet en hebben konnen Luysen voort-bringhen?
MEn leest Exod. 8. dat als Aaron uyt het stof Luysen hadde voort-gebracht, dat vers 18. De Tooveraers van Egypten ook alsoo deden (dat is, poogden te doen met hare besweeringen ende tooveryen) op datse Luysen voort-brachten, doch sy en konden niet: soo waren de Luysen aen de Menschen ende aen het Vee. Doe seyden de Tooveraers tot Pharao, dit is Godts Vinger. Yemant mach hier niet sonder reden vragen; aenghesien te vooren Cap. 7. ende 8. verhaelt is, dat als Aaron sijnen Staf in een Drake verandert hadde, dat de Tooveraers dat insgelijks deden: Item als Moses ende Aaron het water in bloedt verander- | |
| |
den, dat de Tooveraers ook soo deden. Item als Aaron Vorsschen dede voortkomen, dat de Tooveraers door hare besweeringhen oock Vorsschen over Egypten-landt deden opkomen. Waerom (segge ick) datse niet soo wel konden Luysen voort-brengen, als de voor-gemelde wonder-werken nabotsen? sommighe geven hier van een valsche ende bespottelijke reden, namentlijk om dat den Duyvel niet en kan Dieren voortbrengen die minder zijn dan een Gersten-graen. Andere datse wel diergelijcke Dierkens voort-ghebracht hebben de Tooveraers, maer datse geen angels en hadden ende niet en konden steecken. D. Rivetus toont beter, dat Moses met dit verhael niet anders en heeft willen te kennen geven, als datse verhin- | |
| |
dert geweest zijn, met hare bedriegeryen in dit werk, als voor desen te konden voortgaen, gelijkse dan ook te vooren geen eygentlijk genoemde wonderen gedaen hadden, maer alleenelijk in schijn, gelijk de Guychelaers gewent zijn: want eygentlijck genoemde wonderen kan God alleen doen, ghelijck wy breeder bewesen hebben in Physiologia Sacra. Doch in dit stuck zijnse opentlijck ten toone gestelt geweest, ende tot schande gebracht, gelijk dan mede daer in, datse niet en konden met alle hare guycheleryen verhinderen, dat sy selve niet soo wel als andere, met de plagen ende sweeren gestraft wierden. Want daer staet Exod. 9.11. dat de Tooveraers voor Mose niet staen en konden van wegen de sweeren: want aen de | |
| |
Tooveraers waren sweeren, ende aen alle de Egyptenaren.
Het Hebreeuws woordt Cinim, het welke overgeset staet in de Fransche, Latijnsche ende onse Nederduytsche Bybels Luysen, beteeckent (soo den geleerden Fagius meent) een soorte van kleene Beestjes die seer moeyelijk zijn niet alleen in het doorsteken ende quetsen van de huydt der Menschen, maer oock om datse in de neusgaten ende ooren door-dringen. Origines schrijft dat het zijn geweest Dierkens die vlogen, doch soo kleen, datse niet en konnen dan van de gene die een seer sterck ende subtijl gesichte hebben, gesien worden: datse nochtans sittende op de lichamen der menschen, den huyt seer fel door-boren, sulcks dat mense eer ende meer door | |
| |
het pijnelijck gevoelen dan door het gesichte kan gewaer worden. D. Rivetus oordeelt (mijns bedunkens wel) dat aengesien dese Dierkens niet alleen de Menschen, maer ook alderley Vee plaeghden, dat het niet en zijn geweest ordinaire ofte gemeene Luysen, maer een bysondere soorte, welke niet alleen beten of staken, maer welke tot het vleesch door-drongen ende daer aen bleven hangen.
Uyt dese Historie kan men aenmerken. Eerst, datter niets soo kleen en is of het kan den Mensch bederven; niet soo veracht, of het kan den hoogmoet der trotste ende wreetste Menschen verbreken. Antiochus Epiphanes, Pherecides, Herodes Ascalonita, Maximinus ende andere zijn door de Luys-sieckte vergaen. Ten tweeden, daer | |
| |
en kan by na gheen bequamer noch swaerder straffe den godloosen overkomen om haren hooghmoet te dempen, dan datse door de alder-geringste ende verachste dingen geplaeght worden. Het speet Abimelech soo dat hy door een Vrouw sijn doodt-wonde ghekregen hadde, dat hy sijn knecht versocht, dat hy hem doch wilde dooden, op dat hy den naem soude eenighsins ontgaen, dat hy door een Vrouwe om het leven ghebracht was. Ten derden, hier uyt blijckt hoe gansch niet ende ydel al de pracht, macht, wijsheyt ende hooghmoedt der grootste tyrannen ende Koningen is, welcke dickmael door seer gheringhe, ongeachte ende onbedachte middelen gesteuyt ende vernietight werden. Gelijck dan de Historien | |
| |
ende menige ervarentheydt geleert hebben, dat de grootste velt-slagen, zee-slagen, disseynen, voornemens, aenslagen, ende toerustingen, door seer geringe saken, voor-vallen, ende tusschen-komende kleenigheden, (daer niemant op hadde gedacht, ende welcke oock niet en konnen werden voorsien ofte voor-komen) zijn tot niet verdwenen ende vernietigt. Als door windt, mist, vliegende stof, onweder, schrick sonder oorsaeck, valsche inbeeldingen, abuysen ofte misverstanden, die op ontelbare manieren konnen voor-vallen; ende menige andere dingen meer, welke onder de macht of beleydt van niemant konnen ghebracht worden. Waerom den Psalmist inden tweeden Psalm seght van het woeden der Heydenen, | |
| |
het bedencken der Volckeren, toerustinghen der Koninghen, ende beraetslagingen der Vorsten. Vers 4. Die inden Hemel woont sal lacchen, de Heere salse bespotten. Dan sal hy &c. Job. 5.12. Hy maeckt te niet de ghedachten der arghlistinghen, dat hare handen niet een dingh uytrechten. Hy vanght de wijse in hare arghlistigheydt: dat den raedt der verdraeyde ghestort wordt. Des daeghs ontmoeten sy de duysterheydt: ende gelijck des nachts, tasten sy in den middagh. Psal. 33.10. De Heere vernietight den raedt der Heydenen, hy breeckt de gedachten der Volckeren.
|
|