C. Derde bevindinge.
DEsen Worm ofte Rupse onthoud sich op de willige Boomen ende eten met groote graegheydt soo wel des nachts als des daeghs, het loof van de witte willighe bladeren. Als hy ge-eten heeft, trekt hy sijn hooft in sijn lijf ende verberght het tegen den regen.
Als hy ophielt van eten, stelde ik hem in een groot glas, dat ik half vol aerde dede, ende leyde daer in eenighe stuxkens van oudt willigen hout, dat hem wel aenstondt, want hy brak ende verbrijselde het selfde als tot zant of zaegh-mul, ende vermengde dat met het slijm dat hy uyt sijn lijf