haren loop geeindigt hebbende, kiesen zy terstont de duisternisze, dewelke zy schijnen meer te beminnen als het ligt, gelijk vele menschen, en die byzonderlijk, van welke de Heere Jezus getuigt, dat zy de duisternisze liever hebben dan het ligt, Joh. iij. vers. 19. Haar voedzel is honig, en zoetigheid, uit de bloemen gehaalt. Daarom zijn zy van de Nature voor-zien met een lange strale, daar mede zy de zoetigheid weten uit de bloemen te zuigen: Deze strale krullen zy behendiglijk onder haar hoofd, en zoo bewaren zy ze, gelijk ook alle dieren, die stralen voeren.
's Winters houwden zy haar verborgen in duistere plaatzen; zoo dat het schijnt, dat zy 't ligt niet wel verdragen konnen; en de Nagt-uilen slag-