ven, na beneden, en tot op de aerde vallen, langs een draat van haar eigen spinzel; buiten twijffel, uit voor-zigtigheid, om haar niet te bezeeren.
Haar spijze is het loof van Winter-Roozen; dat eet zy met een zonderlinge graagheid; maar andere kruiden, of bladeren en wiltze niet prouven, nog aan-raken. Op dit loof weet zy een aerdig huisjen te maken, dat zy van haar webben spint, waar in zy haar op haren tijd, ter veranderinge, neder-legt.
Dat dede zy den 22 van Bloei-maand, in gedaante, daar in gy haar ziet in 't midden van de plaat, zoodanig blijvende tot den 14 van Braak-maand des selven Jaars; als wanneer zy een uiltjen, of witjen te voor-schijn bragt, dat tot den 1 van Hooi-maand