Metamorphosis naturalis
(1660)–J. Goedaert– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
stil blijvende. Desen worm onthout sich inde duysternisse, somtijts inde aerde, maer meest op de aerde. Dese ende de voorgemelde wormen, worden alleenelick gevoedt door andere wormen diese dooden en opeten. Als desen worm een vande gemelde geele wormen krijghen kan, so grijpt hyse onder aen het achterste van het lijf, met sijn scheere, ende doet die haestelick open en toe, tot dat hy openinge maeckt, ende set een van sijn voorste pooten op het lijf, ende haelt het inghewant daer uyt ende eet het op, sijnen kop op-heffende. Ick sach dat de darmkens die hy uyt de gheele wormen haelde, van dickte waeren gelijck een gemeyn menschen-haeyr. Na dat hy versadicht was, stelde hy sich tot slaepen ontrent vijf uyren | |
[pagina 139]
| |
lanck, sonder sich te bewegen, haelde sijn kop by na onder sijn lijf, ende lach op een zijde, als of hy dronckigh hadde geweest. Also desen worm in het kruypen seer traegh is, so heeft de Natuyr hem vleugelen gegeven, die hy niet en gebruyckt dan in tijt van Ga naar voetnoott noodt. Dese vleughelen zijn so groot als sijn lijf, ende nochtans en kanmen die niet sien noch gewaer worden, dan als hy die te voorschijn brenght, soo heyme- | |
[pagina 140]
| |
lijck weet hy die met het achter-lijf in een te vouwen, ende onder het voor-lijf in te trecken, soo datse niet vuyl en worden, hoewel hy onder de aerde kruypt. |
|