Metamorphosis naturalis
(1660)–J. Goedaert– Auteursrechtvrij
[pagina *43]
| |
[pagina 69]
| |
schrijven) seer vreempt ende wonderlick zijn in haer selven, so heb ick daer-en-boven noch bevonden datse dickmael gheheel buyten mijn verwachten uyt-gevallen zijn. Als by voorbeeldt in dese Rupse geteyckent A. te sien is; ick en hadde gheen gedachten dat hier van yets schoons soude konnen voort-komen, nochtans heb ick hem met eenighe andere voor een tijdt-lanck den kost versorgt, om te sien watter van geworden soude. Ick heb hem onderhouden met Olme-bladeren diese seer geern eten. Hy heeft een onfatsoenelicken Kop, rouw ende gansch niet gepolystert of net, daer andere in tegendeel blincken als een Spiegel. Hy heeft sich gesuyvert ende tot Veranderinge gestelt op den 7 Junii, ende | |
[pagina 70]
| |
op den 20 dito is daer van voort-gekomen, een schoon, vier-gevleugelt Voghelken, 't welck den gheheelen Winter in het leven blijft, ten zy dat het of van andere Dieren verslonden worde, of inde netten der Spinnekoppen verhangen. Ick heb dese Rupse om onderscheydt te maecken de Noort-Rupse genaempt. |
|