ste dinghen aldermeest sijn wonderen vertoont; ja ongelijck meer dan selfs dickmael inde grootste schepselen: 't welck den grooten Natuyr-kender Salomon oock duydelick aenwijst Prov. 30.24. Dese viere zijn vande kleinste der aerde. Doch de selfde sijn wijs, met wijsheyt wel versien. De mieren &c. Daerom heeft oock ten rechten een Poeet gesegt. Eminet in minimis, maximus ipse Deus. Dat is, den aldergrootsten Godt is inde minste dingen by uytnementheyt. Ende Salomon gebiedt den leuyen mensch te gaen tot de mieren, ende uyt het aensien van hare wegen, (dat is bedrijf) wijs te worden Prov. 6.6.7.8.
Oock quam my inden sin dat alle Godts wercken goedt zijn geene uyt-ghesondert. Genes. 1.31. 1 Thimoth. 4.4. Psal. 104.24. Hoe groot zijn uwe wercken o Heere? ghy hebtse alle met wijsheit gemaeckt, het aerdrijck is vol van uwe goederen.
Ende daerom en heeft het my niet verveelt mijne ledighe uyren inde onder-soeckinghe vanden aerdt, vreemde veranderinge, ende eyghenschappen deser dierkens te besteden. Waerin ick niet alleen geen verdriet tot noch toe, maer in tegendeel groot vermaeck gehadt hebbe; hoewel ick den tijdt van vier