boekje
Het literaire leven in de twintigste eeuw
) al op ingegaan ben, zij het niet erg diep.
Rest nog een korte aanduiding van wat komen gaat. Deze inleiding geeft al aan dat ik door mijn keuze de nadruk heb willen leggen op schrijvers die al een kwart eeuw of langer publiceren, maar pas de laatste tien jaar voor vol worden aangezien. Van die schrijvers zijn Brakman, Krol, Faverey en Armando nadrukkelijk aanwezig. Voor Hans Verhagen hoop ik op eerherstel, want hij is ‘zonder meer een groot dichter’, om met Lucebert te spreken.
Voor wie Lucebert hier mist: ik vind hem beslist een nog groter dichter, maar te zeer Vijftiger om in dit ensemble te passen, en iemand die bij Zestigers en Zeventigers veel minder school heeft gemaakt dan de wel aanwezige Kouwenaar. (Over Luceberts invloed op de Maximalen zwijg ik.)
Dat brengt me bij de romanciers die tussen 1945 en 1960 het toneel bepaalden: de al genoemde grote drie, met Claus daaraan toegevoegd. De aan hen gewijde beschouwingen zijn vooral bedoeld als herwaardering: wat is het soortelijk gewicht van hun werk als je het zoveel jaar later opnieuw leest, en hoe verhoudt het zich tot wat ze na 1970 hebben geschreven?
In het geval van Hella Haasse en Cees Nooteboom ga ik in op de aspecten van hun oeuvre die me boeien, en waarvan ik (waarschijnlijk daarom) geneigd ben te denken dat ze behoren tot de kern van hun schrijverschap. Het essay over erotiek in de literatuur staat eveneens in het teken van
The Past Revisited
.
De stukken over literatuur en religie, over Oek de Jong en Nicolaas Matsier, en over Geert van Oorschot liggen me - om verschillende redenen - na aan het hart. Het gaat om boeken en schrijvers (en ook om een uitgever, een genus dat naast romanciers, dichters en critici toch niet mag ontbreken) die voor mij en voor veel andere lezers die deze jaren bewust hebben meegemaakt, veel betekend hebben.
Een typologie van critici (en dus ook van literatuuropvattingen) rondt het geheel af. Wie de criticus die dit boek heeft geschreven er niet in aantreft, wordt vriendelijk terugverwezen naar het eerste essay uit de rij van vijftien, al was het alleen maar om de cirkel sluitend te maken.