Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel IV. Tochten in het Kafferland 1776-1805
(1932)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 333]
| |
V Journal eener Landreize naar de Saldanha en St Helena-Baayen in de Maand Mey 1804Den 17den MeyDen 17den Mey reed den Gouverneur verzeld van zijn Aide de Camp, benevens de Heer Hendrik Cloete van Groot Constantia en de jongeheer Jacob van Rheenen Jansz uit de hoofdplaats des morgens met het aanbreken van den dag, en kwamen tegens half negen uuren aan de Rietvalley daar wij ontbeten hebbende, ten half tien uuren de reize aannamen. Het deynachtig donker weer, belette ons ver bezyde de groote weg af te zien; de weg welke wy volgden, die zeer zandig is, verdeeld zich even boven de Rietvaley in tweën; die welke wy rechts lieten, loopt naar midden der Koebergen; een half uur verder is een tweede pad, gelydende door de Blaauwe Bergvaley na de Blaauwe Berg die wy uit hoofde der sterke mist dog niet konde zien, men weet dat links van de Rietvalley nog een weg tot die berg loopt, welke wy parallel op den afstand van een half uur afreden. Rechts draaide een weg uit in drie armen: de eene ging na de Koebergen; een tweede tusschen deze en agter de Olyphantskop; de derde die wij volgden leyde rechts naar de Olyphantskop, een plaats gehoorende aan Jan Munnik, hier stapten wy een oogenblik van de paarden om den bewooner te groeten; weder opgezeten zynde passeerden wij twintig minuten verder de plaats genaamd Brakke Kuil gehoorende aan Verwey zynde een fraaye koornplaats; even boven deze wooning leyde weder een weg na Koebergen. Circa 10 minuten verder legd de Eigendomsplaats van Jan Coetzee genaamd de lange Rug. Een Leningsplaats aan deze plaats getrokken genaamd de drie Fonteynen legd 5 minuten hooger op. By den Heer Coetzee namen wy het middagmaal en werden treffelijk onthaald; den Heer J.C. Rabé kwam hier de Gouverneur een bezoek geven en had een conferentie met ZijnEde. Ten half drie uuren vertrokken wy, rydende de groote weg na Groene Kloofs Post; toen wy een uur gevorderd waren zagen wy links van de weg een gouvernements-uitspanplaats, de Hink Fonteyn, en iets voorwaards een weg na de Hartebeest-Kraal, die over het strand naar de Ganzekraal en verder naar Saldanha-Baay leyd, de Papenkuils-Fonteyn die wy weldra rechts passeerde, is een tweede uitspanplaats, daar toch des zomers weinig water is; lings vooruit van deze legt de zoogenaamde laatste Stuyver, zynde een stukje Gouvernements grond. Omtrend te vyf uuren in de namiddag arriveerden wy aan de Groene Kloofs Post, gehoorende aan het Gouvernement en verhuurd aan den zout- | |
[pagina 334]
| |
pachter Versfeld, schoonzoon van de Heer Jacob van Rheenen van Ganzekraal, welke beide Heeren, wy aldaar aantroffen, de Gouverneur bezigtigde deze plaats die al het aanzien heeft van mooy geweest te zyn, dog vond de gebouwen die in een woonhuis en eenige schuren bestaan, in een vervallen staat. De Heer Van Rheenen van de Ganzekraal had de vriendelykheid gehad een Rijdwagen mede te brengen, in welke het gezelschap zich plaatste en naar voornoemde plaats afreed. De Kloof die de eigentlyke plaats van de Post is, schynd zeer vrugtbaar en leyd tegens een grasryke heuvel, makende verder aan de punt een gedeelte der Klavervaley uit; na een uur rydens passeerden wy de zogenaamde Foverhoogte en iets verder de Wolvenrug, twee heuvels over welke de weg legd, toen wy dezelve gepasseerd waren zagen en arriveerden wy weldra aan de Ganzekraal, daar wy de familie van den Heer Van Rheenen aantroffen, en zeer vriendelyk werden geherbergd, Deze plaats legd op een quartier uur afstands van den oever der Tafelbaay, en is zeer vrugtbaar en uitgestrekt; de zelve leverd veel koorn, garst, rogge &c. op; er zyn veele gebouwen zelfs een wind-koorn-molen die tydens het verblyf der Engelsche Troupes aan de Saldanha-Baay door de zelve met vrugt gebruikt werd. Ter dezer plaatse is men zeer ver gevorderd in de schapeteeld van spaansch rass; de zelve word hier met veel zorg opgepast en hadden een schoon aanzigt. Het vee in het generaal ziet er in deze omstreek zeer goed uit, dog gebrek aan handen maakt dat men van de Ganzekraal niet zeer veel vrugt trekt, als men wel zou kunnen doen-, wy zagen hier ook een ram en ooy van Bengaalsche kemelbokken, welke zeer lang van hair zijn - onder welke een fraay soort van wolzyde is, van welke de zogenaamde TjalsGa naar voetnoot1) en halsdoeken worden gefabriceerd. | |
Vrijdag den 18den.Vrijdag den 18den. De Heer Van Rheenen had de heuschheid ons deze morgen met deszelfs Charet wederom uitgeleide te doen, en na dat wy deszelfs Famille voor de receptie bedankt hadden, vertrokken wy ten 9 uuren van de Ganzekraal. Op den afstand van byna een uur arriveerden wy aan de plaats van de Heer Bastiaan Van Rheenen, genaamd de Klavervaley. Langs de weg die wy naar derwaards reden draayde drie wegen uit, welke na onderscheide de groene kloofs plaatsen en na Saldanhabaay liepen. Langs deze plaats reden wy het groene Kloofs Gebergte door, en zagen daar links en rechts van ons de gouvernements plaatsen in de kommen van dat gelergte gelegen, zo als de groote post, Contraberg, de Orange Fonteyn en de Lange Fonteyn, daar wy middagmaalden, deze wierd bewoond door een Boer genaamd Jan de Goede, die het ons toescheen dat aldaar niet zeer floreerde. Wy reden voorts na de plaats genaamd Klipberg, zynde een der seinposten van het Gouvernement. Den Posthouder is genaamd Jan Slabber, dog was niet thuys. Deze post legd hoog tegen de berg en heeft een zeer uitgestrekt uitzicht over de vlakte van het Zwartland, en na de zyde der | |
[pagina 335]
| |
Groene Kloof en Graauwe Berg. Wy zagen in de verte verscheidene plaatsen van 't Zwartland, zo als van Laubscher, Mostert, Gysbert van Reenen en anderen. De Piquetbergen en Picqueniers-Kloof vertoonde zich links voorwaards aan ons gezicht, en scheenen ons toe zeer verheven te zyn. Tegens vier uuren kwamen wy aan de Thee-Fonteyn, eene plaats gehoorende aan den Heer Jan Van Reenen, op de zelve word eenig koorn gewonnen, dog is voornamentlyk aangelegd tot veeplaats voor deszelfs paardefokkeryen. Het Land is in deze omstreek zeer zandig en onvrugtbaar. Hier hielden wy halte en passeerden de nacht. | |
Zaturdag den 19 Mei.Zaturdag den 19 Mei. Ten zeven uuren verlieten wij de Thee-Fonteyn, en reden door eene zeer zandige weg na de Elands-Fonteyn. Links van ons zagen wij de Groene-Kloofs gebergtens en Elandskerk, zynde een heuvel van dien naam. Wij zagen tot aan Mastenberg niets belangrijks. Tegens circa een uur op de middag arriveerden wij aldaar om te middagmaalen. De plaats aan Mastenberg is een in het zand gelegene veeplaats, gehoorende aan de weduwe Hendrik Laubschen van Roode Blom; het kwam ons voor zeer schraal te zyn, egter verzekerde men dat het veld zeer geschikt voor vee is. Ten half twee uuren arriveerden onze pakwagens en wy vertrokken, welhaast van hier cours zettende, naar de oostwal der Saldanhabaay, daar wy ten vier uuren aan de Stompehoek by Dirk Slabber afstapten. Wy vonden aldaar den Posthouder Stofberg welke met drie chaloupen gereed leyde, om ons naar het posthuis over te brengen, wy traden in dezelve, en kwamen na een goed uur roeyens aan de overzyde. Wij bewonderde de Saldanha-Baay om derzelver schoone uitgestrektheid; jammer is het dat het Land aan de oevers zoo schraal en dor is. Het Hollandsch koopvaardyschip de Goede Intentie, Captn Wessel Wessels, legd agter het Schaap-Eiland ten anker; deszelfs bestemming is naar de Houtbaay, dog slegt weer en lekkage hadden hem genoodzaakt hier binnen te lopen. Deze baay kan een groote menigte schepen van allerly groote bevatten, heeft op veele plaatsen genoegzame diepte voor groote oorlogsschepen; is dog by laag water op veele plaatsen ten eenemale droog. Wy zagen deze dag byna geen wild; aan strand werd tot vermaak eenige zee- of strandvogels geschoten, wy zagen veel flamingos, die met honderden over de plaaten en zandbanken loopen. Het huis van den Posthouder is een zindelyk wel ingericht gebouw en gelegen juist over de Stompehoek in een kleine inham naby de seinpost, genaamd de nieuwe Uitkyk, een hooge berg die de geheele baay overziet. | |
Zondag den 20n MeiZondag den 20n Mei maakten wy ons vroegtydig op, om een plaiziertourtje met chaloupen naar de Eilanden te doen. Wy kwamen na een goed uur roeyens aan het Schaap Eiland en vermaakten ons met konynen schieten, die hier in zoo groot een menigte zyn, dat de jagers zeer spoedig dertig stuks schoten, wy voeren voorts naar het schiereiland, daar aan de eene | |
[pagina 336]
| |
zyde de Rietbaay en aan de buytenzyde de Juttenbaay loopt, en maar een smalle stuk land overlaat om op het Schiereiland te komen. Hier verbleven wy eenige uuren om te jagen dog deden niet veel op. Deze geheele dag wierd met varen en jagen doorgebragt. De Gouverneur schreef een brief aan de Kapitein van het Hollands particulier schip Wessel Wessels, hem daarby gelastende de Saldanha-Baai te verlaten en zyne destinatie na de Houtbaay te vervolgen. | |
Maandag den 21 Mei,Maandag den 21 Mei, gingen wy eene wandeling doen na de Nieuwe Uitkijk, leggende ter linkerzyde van des Posthouders woonhuys, op de meest zichtbaare berg van dien oord. Men ziet boven zynde de baay, in zyn geheel over, dat een allerschoonste gezicht uitleverd. De leggingskaart van de Saldanha-Baay hadden wy mede naar boven genomen, en het gelukte ons om dezelve, zo wel in derzelver strekking als ligging van plaatsen, in de nabijheid juister te bepalen, als tot hier toe geschied was. Wij ontfingen ook veele inligtingen omtrend de namen der omliggende gebergtens, en vlyen ons dat de kaart eene groote verbetering door dit alles zal ondergaan hebben. Nadat wy het middagmaal aan den post gehouden hadden, vertrokken wy met de chaloup na de overzyde, en lande weder by Dirk Slabber aan de Geitenmelks-Fonteyn; hier stegen wy te paard en verlieten de Saldanha-Baay om na de Sint Helena Baay te reizen. Na circa een paar uuren door een bar land en zandige weg voortgereden te hebben, zonder veel merkwaardigs te zien, arriveerden wy op de plaats van Hendrik Stadelaar genaamd de Schaftplaats (Springfonteyn) in het rayon van Saldanha-Baay. Hier traden wy af om te overnachten. Deze plaats geeft veel garst en is zeer geschikt om vee te onderhouden dat in groote menigte op deze plaats gehouden word; onder anderen zagen wy een der alleschoonste Bengaalsche Bokrammen die wy in Afrika zagen. | |
Dingsdag den 22 Mei,Dingsdag den 22 Mei, werden onze wagens vroegtydig vooruitgezonden en tegens acht uuren volgden wy dezelve; het weder was zeer mistig, dog werd tegens den middag helder en schoon; wy reden omtrend twee uuren lang door een dor land, en deden een kleine omweg, om aan de zoogenaamde Honingklip te komen, op welks hoogte eene plaats legd, gehoorende aan Jan Laubscher; hier vonden wy zeer fraaye uithollingen in de steenrots en boven op dezelve een door kunst ingehouwene kom van water. De heeren jagers waren ter zyde in het veld gereden, en schoten niets dan een grysbok en drie patryzen. Circa een uur van de Honingklip gevorderd, kwamen wy tegens den middag aan de voet der Patryzenberg, een der gebergtens daar men best de legging der St. Helenabaay kan zien. Na dezelve omgereden te zyn, stapten wy van de veeplaats van den veldcornet Jacob Laubscher af, om te middagmalen. Na den eeten reden wy in gezelschap van den oudveldcornet Dirk Slabber, die de legging van het land in deze omstreken zeer bekend is, naar boven op de Patryzenberg, daar wy op het hoogste punt de kaart rectifieerde en met behulp van voornoemde Slabber de legging | |
[pagina 337]
| |
van vele plaatsen op dezelve aantekenden. De St. Helena-Baay vertoonde zich in zyne geheele uitgestrektheid aan ons gezigt, en het bleek ons, dat dezelve dieper in het land inschiet dan op de kaart was aangewezen. Het Land aan de noordelyke zyde der Baay, strekt zich zeer ver in zee, dog voor zoo veel wy zien konden, en gelyk de Lieden ons verzekerden, kunnen geene schepen diep in de Baay ankeren uit hoofde der klipriffen, die ver in dezelve leggen. Van de Patryzenberg afgeklommen zynde, reden wy in het vallen van den avond naar de Soldaate-Post daar wy ons camp opgeslagen vonden en overnachten. Op de plaats aan de voet der Patryzenberg van den veldcornet J. Laubscher, is een gouvernementsgebouw gezet, in het welk de vlaggeman der Sint Helena-Baay woond. Deze man moet een half uur loopen om na de vlaggestok welke aan de rechterhand voorwaards op een berg is geplaatst, en moet een uur links van zyn woonplaats loopen om drinkwater, dat alleen aan de Soldate-Post te vinden is, te bekomen. Deze niet zeer goede inrigting maakt, dat de seinman byna een halve dag werk heeft als er een sein na de Saldanha-Baay te doen staat, waarom dezelve ook aanstonds zal worden veranderd. Aan de uiterste hoek der Soldaten-Post, leggen nog twee plaatsen aan Jacob Laubscher toebehoorende, namentlyk het Duiker-Eiland en Davids-Fonteyn. | |
Dingsdag den 22 Mei,Dingsdag den 22 Mei, reden wy verzeld van juffrouw Laubscher langs het zeestrand der St. Helena-Baay naar de mond der Bergrivier, daar wy na twee uuren rydens aankwamen. Deze Rivier heeft een breede uitwatering in zee, en is de eerste die wy zonder zandbank aan de mond zagen. Men verzekerde ons dat er zich verscheide zeekoeyen in de rivier ophouden, en eenige dagen geleden by gelegenheid dat de kinderen van den veldcornet Laubscher met een boot in de rivier voeren een der zelver jagt op die schuit heeft gemaakt en zyn tandens in het boord der chaloup zette, en zoo dezelve niet aan de wal was vast gemaakt, gewis dezelve onder water zoude hebben gehaald. Tegens den middag kwamen wy op de woonplaats van den voornoemden Veldcornet, genaamd de Rietvaley; dezelve legd na by den oever der Bergrivier; hier bleven wy overnachten. | |
Donderdag den 24 Mei,Donderdag den 24 Mei, deze dag bleven wy op deze plaats vertoeven, met voornemen de zeekoeyen op te zoeken. Des morgens was het weder te betrokken en wy waren genoodzaakt tot des middags te wachten. De Heer Laubscher liet ons een oude slaaf zien, die zy reeds by Erffenis van hun grootvader hadden, en die over de honderd en twintig jaren ouderdom had bereikt. Deeze man kwam nog alleen van zyn hutje na het woonhuis, en verhaalde ons, dat hy te Java geboren was, en reeds by de honderd jaren hier in het land was geweest. Hy was reeds voor het jaar 1700 geboren, en had beleefd dat van de Kaapstad niets bestond als de kerk, de werff, het Compagnies-huis en het Kasteel, welk laatste hy nog heeft zien vergrooten | |
[pagina 338]
| |
en agteruitzetten. Hy had zelfs de baake van possessieneming der St. Helenabaay gesteld, en noemde nog verscheide officieren welke hy toen zeide gekend te hebben, zoo als zelfs de oude kapitein Warneck, vader van de nog levende, dog reeds gryze gepensioneerde kapitein van dien naam; op Batavia had hy reeds twee predecesseuren van de Gouverneurs Van Dongen en Patras gekendGa naar voetnoot1). Deze man heeft nog een staal geheugen en geene gebreken hoegenaamd, als een zwak gezicht, hy heeft nog twee zoons waaronder een van byna dertig jaren; zyn vrouw is eene Namacqua Hottentottin van circa 50 jaren. Gelukkig dat deze gryzaard by lieden woont, die hem wezentlyk met zorg oppassen. Sints de leeftyd van deze lieden heeft hy geen werk meer gedaan en eet van de tafel der Eigenaars; wy bewonderden hem met vermaak. Des nademiddags wandelden wy naar den oever der Bergrivier, zynde een half uur van de woning, daar wy chaloup vonden, met welke wy de rivier oproeyden, met voornemen van zeekoeyen te zoeken, dat ons dog mislukte. Wy kwamen toen reeds de maan op was, aan de plaats van Fredrik Kersten, leggende aan de rechter oever, daar wy een ogenblik vertoefden, en het was reeds laat in den avond toen wy aan ons Logement terug kwamen, werwaards wandelende wy wel het spoor vonden, en ook het gebrul van Hypopothamussen hoorden, zonder iets te zien. | |
Vrijdag den 25n Mei,Vrijdag den 25n Mei, namen wy afscheid van onze vriendelyke hospes en vervolgden onze reis, strekkende een eind langs de Bergrivier die wy aan onze slinke hand hadden, wy passeerden op een veeplaats van de Heer Van Ryneveld, genaamd Jantjes Kraal. Een uur verder reden wy over de plaats van Laubscher, genaamd de Hazekraal, leggende aan de Zout-Rivier, welke uit de Bergrivier lopende, de scheiding van het Kaapsch District uitmaakt. Wy reden lange tyd langs dezelve, tot wy tegens den middag aan Matjes-Fonteyn by den Veldcornet Theunis van Schalkwyk aftraden om te middagmalen. Deze man schynd zeer te floreeren, en heeft een fraai gebouw gezet, dat zeer zindelyk word onderhouden. Hier zynde, bekwam de Gouverneur van de hoofdplaats eene postbode brengende Depèches, welke met s' Landt bricq den Arend, Kapitein Buyskens, van de Hooge Regering van Neerlands Indiën den 23n 11. in de Tafelbaay waren aangebragt. Na den eeten vertrokken wy, rydende langs de plaats Bester, genaamd Portugeesch Fonteyn, op eenige afstand verder passeerde wy over die van Jan Visser, genaamd de Lange Kuyl en die van de weduwe Smit, genaamd de Koeyraatenberg. Zonder veel merkwaardigs te ontmoeten, arriveerden wy met het vallen van den avond, weder aan de Theefonteyn van den Heer Jan Van Reenen. | |
[pagina *25]
| |
Pl. 13
Blz. 338 | |
[pagina 339]
| |
kraal van Laubscher, wy groette even de bewoners en reden verder. Op onze weg na de Burgerpost van Jan Eckstein, zagen wy in passant de plaatsen, Vygekraal van de Slagter Guldewater, Schildpadkuil weduwe Laubscher, en Klipfontyn van oude Jan Franke. De Burgerpost daar wy middagmaal hielden, was voorheen een der Compagnies aan de Groene Kloof, dezelve legd aangenaam, en het schynd een vrugtbare oord te wezen. Verder rydende kwamen wy op eenige afstand, langs de plaats genaamd Friessche Fonteyn, behoorende aan eene Siemsen, leggende tegens de Dassebergen, welke wy rechts hadden; vroeg in den namiddag spanden wy uit op de plaats van den Heer Jan Rabee, genaamd de Matjes-Fonteyn, op de hoek der Koebergen; deze grond is zeer vrugtbaar en 'er loopen een menigte Fonteyneen en Thuingronden door; den bewoonder schijnd welgezeten te zyn, en veel voordeel van zyn grond te trekken, door graan en koornbouw. Wy werden treffelyk onthaald en bleven hier overnachten. | |
Zondag den 27n MeiZondag den 27n Mei, Tegens acht uuren in den morgen verlieten wy deze plaats en passeerden na circa anderhalf uur gevorderd te zyn, de plaats van Nicolaas Mostert, genaamd de Boterberg. Hier vonden wy een fraay, groot en met twee verdiepingen onder plat opgehaald huis, met zeer veel smaak gebouwd, en in den besten staat onderhouden. Wy leyden ‘er uit af, dat de plaatsen aan de Koebergen, zoo als algemeen bekend is, de slechtste niet zyn, en vooral de Eigenaar van deze een vermogend man moet zyn. Wy vielen, een uur verder gereden zynde, langs de Olyphantskop, aan de plaats van Jan Munnick, in de weg, welke wy by onze uitreize van de Rietvallye afgekomen waren; en de zelve volgende, arriveerden wy ten Elf uuren in den morgen aan die Gouvernementsplaats. De Heeren Hendrik Cloete en Van Reenen namen hier afscheid van ons gezelschap, het welke zonder te vertoeven de weg vervorderde, en tegens twaalf uuren des middags, behouden en te vreden over ons reisje, de barriere van het Kasteel binnen reed. |
|