gemeente van Christenen, die meestal behoorden tot de lagere volksklassen. Vanuit Carthago breidde het H. Geloof zich meer en meer uit over Noord-Afrika, en zoo telde men er in de derde eeuw na Christus ruim honderd bisschoppen. Onder hen is vooral beroemd geworden de H. Cyprianus, die van den Paus van Rome den titel ontving van ‘Primaat van Afrika’.
Onder de bloedige vervolgingen van de Romeinsche keizers, vooral onder die van keizer Decius, verminderde het aantal Christenen zienderoogen.
De voorspoed en weelde hadden na een tijd het Romeinsche Carthage krachteloos gemaakt. En toen de woeste Vandalen uit Europa naar Afrika trokken, viel hun de stad als een rijke prooi spoedig in handen. Vreeselijk werd het geplunderd, doch het bleef bestaan als hoofdstad van het Vandalenrijk.
Toen verschenen de volgelingen van Mohammed, de Arabieren, op het tooneel. Opnieuw werd Carthago geplunderd; en wat er van overbleef geraakte zoo in verval, dat men later naar de plek moest zoeken waar eens de machtige stad had geschitterd.
Carthago was gebouwd op een schiereiland. Het middelpunt was de heuvel Byrsa met de citadel, - d.i. een vesting die de stad beheerscht, - vanwaar men een heerlijk uitzicht had op de stad, haar beide havens en de Middellandsche zee. Het was op dezen heuvel, dat de H. Lodewijk, koning van Frankrijk, op zijn tweeden kruistocht overleed. En op deze zelfde plek heeft de groote Kardinaal Lavigerie zijn kathedraal gebouwd. Daar hebben zijn Zonen, de Witte Paters, waaronder zooveel Nederlanders, thans de wacht betrokken en een nieuw, Christen Carthago gesticht, om van daaruit Afrika voor Koning Christus te heroveren.
Terwijl wij in 't volgend verhaal de lotgevallen