Barbaarse gebruiken
Een lange rij mannen moet aantreden. Spiernaakt. In de houding gaan staan. Een ruiter (arabier, hun, tartaar, mongool) geeft zijn paard de sporen en galoppeert langs de nudistiese slagorde terwijl zijn getrokken zwaard, dat hij als een wimpel achteloos schuin op dijhoogte achter zich aan laat slepen, door de halzen vlijmt. Onthoofden storten neer. Niet iedereen. Zij die groter of kleiner zijn dan de middelmaat kregen een niet dodelijke wonde in borst of aangezicht. Te dikke nekken werden onvolledig doorgesneden, ondanks de voorzorg ieder vooraf een houw te geven aan de inplanting van de hals. Ook dat geeft al gedonder. Er zijn er die niet bestand blijken tegen de pijn, uit de rij springen en hard wegrennen. Dan moet de man op het snelle zwarte paard de vluchter achterna, en met een spesiaal lang en scherp slagersmes de weerspannige vleesmassa in volle vaart doorsnijden om het hoofd de zo weinig begeerde vrijheid te geven. Een gillen van een lokomotief (in de ontsnappende stoom zou de snijder na volbrachte taak grijnzend zijn wapen weer kunnen schoonmaken!) maar vele stappen rent het 25 sentimeter kortere als een vertikale walvis bloedspuitende lijf niet meer door het woestijnzand dat een gloeiende kachelplaat is aan de voetzool.