1
Een man, aangenomen dat hij van niets dan sprinkhanen zou leven, en na jaren een buitengewone behendigheid in het met de hand vangen van deze insekten zou hebben ontwikkeld; en die dan in het zenit van de zelfbewustheid van zijn kunnen, zonder aanleiding maar geprikkeld door dat op de duur overdreven zelfvertrouwen, op zeker ogenblik, overtuigd dat hij eindelijk de finishing touch door had die nog nodig was om zijn techniek tot haar laatste perfeksie op te voeren, een onbeduidende wijziging zou aanbrengen in de snelheid waarmee hij toesloeg, of in het berekenen van de richting waarin de opgeschrikte sprinkhaan zou wegwippen; of de kromme die zijn vangende hand door de lucht beschreef iets inkorten zou of langer maken, zijn grijpende vingers hetzij dieper in het gras laten toeslaan, hetzij meer aan de oppervlakte, aan de toppen van de halmen - maar die subtiele wijziging zou helemaal geen verbetering betekenen, integendeel, hij zou merken dat het getal van zijn vangst sterk ging dalen, zonder dat hij zich rekenschap wilde geven van de eigenlijke oorzaak; en weldra zou hij, die zijn grepen maar zag blijven mislukken, zich onzeker gaan voelen, niet meer vertrouwen op de scherpte van zijn blik om een prooi in het gras te ontdekken, en er weldra zichzelf op betrappen dat hij een verdroogde bloemknop voor een sprinkhaan aanzag, en omgekeerd; tenslotte, wanneer hij op een zonnige plek waar een tsjirpkoor al van ver de aanwezigheid meldde van een rijke buit, twee of meer sprinkhanen tegelijkertijd en in verschillende richtingen voor zijn voeten zag wegvluchten, zou hij geen snelle keuze weten te ma-