5
De maan, een massieve bal vuurrood zout. Verweerd aan de oppervlakte en bedekt met een rijmlaag, vandaar haar bleke geelwitte kleur, gezien van op aarde. De vroegere maanbewoners hakten in die zoutmassa indrukwekkende bouwwerken uit (die wij voor bergketens of ringkraters houden). Ondernemende, intelligente, maar bizar uitziende wezens waren zij, een soort kruising tussen hert en reuzenrog, met mensachtige mond omringd door rossige haren (kleur van de zoutbodem). Op deze snor na waren zij grauwzwart van kleur. En gedrochtelijk groot: naar verhouding van hun architekturen. Zij hebben de legende van de man in de maan veroorzaakt. Lang nadat zij uitgestorven waren bleven hun bewegingen tot op aarde zichtbaar, dit was een eigenaardigheid van hun ras: de dood maakte ze niet roerloos. (Men denke aan de 100% zoute omgeving waarin sterven zoals wij het kennen, laat staan tot ontbinding overgaan moeilijk denkbaar is). Millioenen jaren nadat de laatste maanbewoner voorgoed het bewustzijn verloor had de hele inventaris van dat uitgestrekte openluchtkerkhof (doden werden er nooit begraven) zich door posthume spastiese bewegingen diep de maanbodem ingewurmd. En geen aards ruimtevaarder die deze verlatenheid verwaand en wel met eksplorerende voetstap komt ontmaagden zal iets vermoeden van die eonenlange levenloze worsteling - vergeten zelfs is zijn jeugdherinnering dat hij de littekens van dat siklopies ekzema van op aarde verbaasd heeft gadegeslagen.