20
De etnoloog was iemand van grondige voorbereidingen. Nooit begon hij aan een nieuwe ekspedisie zonder vooraf een makette te hebben laten maken van bijvoorbeeld het amazonegebied, kompleet met miniatuurindiaantjes en hun blaasroertjes, met anakondatjes, en mikroskopiese orchideeën en piranhas en mieren, kortom alle onhebbelijkheden van die vunzige warme spons van een jungle - en in dat dekor liet hij dan de hele ontdekkingstocht plaatsgrijpen in het klein vooraleer hij er over dacht één voet op de vreemde bodem zelf te gaan zetten. Geen wonder, bij zoveel vooruitzicht en overleg en wetenschappelijke degelijkheid, dat zijn ondernemingen altijd een sukses over de hele lijn werden.
Ditmaal had hij in zijn kamer een dikke laag zand laten uitstorten, waarboven een felle hoogtezon brandde: om de gevaren van zijn voorgenomen woestijnekspedisie te bestuderen. O.a. de kwestie van de dorst (waartoe hij kleine kunstmatige oazen aanbracht). En van de zandstormen (op schaal door een ventilator opgejaagd). Maar vooral voor het netelige probleem van de zandvlooien die onder de nagels van de tenen dringen en daar hun eieren leggen, vond de etnoloog een gelukkige en afdoende oplossing. Hij was ook in feite evenveel of meer zelfs entomoloog dan etnoloog, een entomo-etnoloog was hij, een insektenetnoloog, zijn eigenlijk vak was de volkenkunde van de insekten.