19
Sommige mannen houden er, in het hart van onze monogame samenleving, nog een harem op na. In het diepste geheim. Vrienden raken het toch te weten. Dringen zich op. Komen ongevraagd een weekend logeren. Of een avondje op bezoek en missen de laatste tram. Altijd zijn de logeerbedden beslapen.
...In het holst van de nacht staan de gasten voorzichtig op, elk denkt dat alleen hij op de hoogte is, en door het donkere huis (ze durven haast niet te ademen, in de stille hoge gang beukt hun hart hoorbaar binnen tegen hun trommelvliezen) sluipen ze naar de harem. Maar wanneer ze met een triomfantelijke zwaai de deur opentrekken... Ontgoocheling: daarachter bevindt zich alleen een ondiepe bergkast, schabben met wat konserveblikken, één kartonnen doosje rijst, eentje met suiker, een paar versleten handdoeken. Een kast? Ze heeft geen achterwand, het is gewoon een rechthoekig gat in de muur: aan de andere kant heeft een van de medelogees de achterdeur van de vermeende harem geopend. De twee sluipers bekijken elkaar strak en vijandig wel een minuut lang, maar laten niet blijken dat ze elkaar herkennen. Dan doven ze hun kaarsen, sluiten langzaam de bedrieglijke deuren en gaan woedend weer slapen. Later vertellen ze aan ieder die het horen wil de meest opwindende verhalen over de geheime harem van hun gastheer. Zodat de tradisie nooit verloren gaat, terwijl de vermeende sluikpoligaam zich gek blijft piekeren over