Piet heeft de mazelen
‘MOEDER, IK WIL MIJN BOTERHAM NIET MEER.’ Verbaasd kijkt moeder Piet aan. ‘Wat? Heb je nu al genoeg? En je hebt pas twee stukjes gegeten!’
Ja, dat is raar, want Piet eet anders wel vier of vijf boterhammen. Daardoor heeft hij ook zulke dikke, rode wangen. En nu heeft hij na twee hapjes al genoeg.
‘Heb je pijn in je buik?’ vraagt moeder.
Piet schudt zijn hoofd, maar hij kijkt heel benauwd. ‘Nee Moeder.’
‘In je hoofd dan?’ ‘Nee Moeder.’
‘In je keel, of in je benen?’ ‘Ook niet, Moeder.’
‘Nou,’ zegt vader, ‘eet dan maar gauw weer door, anders word je net zo klein als Mariannetje in de wieg.’
Piet neemt weer een stukje. Maar ineens begint hij hard te huilen.
‘Oooo, ooo, ik wil naar bed, er zit allemaal vuur in mijn hoofd. Oooo, ooo!’
Hij wrijft met zijn handen over zijn ogen, en snikt van verdriet.
Moeder pakt hem op. Ze schrikt er van, zó warm is Piet. ‘Hij kon wel koorts hebben,’ zegt moeder tegen vader, ‘ik zal hem maar gauw in bed stoppen.’ ‘Ja,’ huilt Piet, ‘ik wil naar bed.’ Dat is moeder niet gewend van hem, Piet zeurt anders graag om een poosje te mogen opblijven.
‘O Vader,’ roept moeder de volgende morgen, ‘kom eens gauw kijken bij Piet!’
Met een grote sprong is vader uit bed. En wat ziet hij? Piet zit helemaal vol rode vlekjes. Op zijn hoofd, zijn handen, zijn buik, overal zitten kleine rode pukkeltjes.
‘Dat zijn vast mazelen,’ zegt vader, ‘we zullen straks de dokter even opbellen.’