De liefde van Diana en Endimion
(1669)–Gabriel Gilbert– Auteursrechtvrij
[pagina III]
| |
[pagina IV]
| |
delijk te voorschijn komt; met die hope, dat U E. genegentheyt, en blaakende liefde tot de Dichtkonst niet quaalijk zal nemen, dat wy met de waardigheyt van U E. naam op het voorhooft van dit werk praalen; en ons de straalen haarer gonst niet onttrek kende, deze kleene gift zal gelieven aantenemen tot een bewijs, dat wy daar mede niet anders voor hebben, als ons meer en meer aan U E. te verplighten: gelijk wy tot dien inzichte, uwe nodiger bezigheeden niet afvergen een bescherming tegen de angelsteeken der nijdigen, en 't bulderen der onwetende voor ons aantenemen, veel minder dat wy waanen die niet van nooden te hebben. Want wy achten dit eer genoeg, zo U E. bescheidenheyt onze vrymoedigheyt niet mishaaght, en dit geringe gelieve aantezien, niet na de | |
[pagina V]
| |
waarde, maar na des gevers meyninge: op dat vertrouwen steunende, hebben wy ons durven vermeeten, den luyster die dit Treurspel moghte ontbreeken, van U.E. waarde te ontleenen; hoewel de aangenaamheyt der stof, zo die na den eisch waare uytgevoert, daar aan niet zou te kort schieten: te meer, wijl dezelve (gelijk ons bericht is) onder de verdichte liefde van Diana en Endimion, een zin bedekt, welke op gekroonde Personagien, in onze eeuwe bekent, slaat; en ons ook, door den Heer Gilbert, Geheimschrijver der Koninginne van Zweeden, in Italien opgestelt, en in Vrankrijk vertoont, geen minder vernoeming als lust gaf, om dezelve in Nederduytse vaarzen te stellen. Doch eer wy de hant daar aan sloegen, dacht ons, beneffens andre konstgenooten, de stof wel aangenaam, maar niet ge- | |
[pagina VI]
| |
noeghzaam gestoffeert om den eisch van ons Tooneel te kunnen voldoen: derhalven hebben wy de vryheyt genomen die te verrijken met een meerder getal Konst- en Vlieghwerken; en om dezelve haar gevoeghlijkheyt te geven drong ons de nootzaaklijkheyt zo veel van 't onze daar in te vlyen, en van 't voorige te veranderen, en te verkorten, als om onze mening uyt te drukken, en den zin van 't Treurspel te behouden, van nooden was; hoewel, zo ons voor 't volmaaken van het geheele werk waare indachtigh geworden 't geen ons nu voorkomt, wy zouden het na onze stelling opgemaakt, en niet als den zin behouden hebben. Doch, mijn Heer, hoe ver wy nu van 't voorige zijn afgeweeken, en in wat misslaagen wy hebben gestruykelt, zal U E. lichtelijk konnen oordeelen: en zo dit, gelijk het | |
[pagina VII]
| |
nu door ons voltoit te voorschijn komt, U E. in 't alderminste kan behaagen, en den Ouden en Ouderloozen voordeeligh zijn, achten wy onze moeite genoeghzaam voldaan, gelijk wy by dit niet anders wenschen, als altijt te moogen blijven,
MYN HEER,
U E.
verplichtste dienaar
D. LINGELBACH. |
|