| |
| |
| |
Terugkomst der zwaluwen
Kindercantate
Meiklokjes luid verkonden:
Waak op met hart en hand,
De Lente komt in 't land!
Met het jong ontkiemend leven
Treedt de schoonheid voor den dag,
In den schoot der aarde lag.
Komt, wij allen zijn genooden
Waar het al ontbloeien mag.
Wenkt de zon, den nacht ontvloden,
's Morgens niet de lenteboden
| |
| |
Zie, zie, zie, ze keeren weder
Uit het verre zwoel gewest.
Hoort, de zwaluwen hoe teeder
Tjirpen zij terwijl ze neder
Strijken in het oude nest.
Ze brengen ons van overzee
Wat lacht de boer hen tegen,
Als zag hij stuk voor stuk
Zijn droomen door hun zegen
| |
| |
Hoort, de zwaluwen hoe teeder
Tjirpen zij terwijl ze neder
Strijken in het oude nest!
Geboortegrond, geboortegrond
Hoe klinkt uw naam in onzen mond,
Geen plaats op heel het wereldrond
Dat ons zoo dierbaar werd.
Geboortegrond, geboortegrond
| |
| |
Gij ligt ons na en trekt ons aan;
Waar wij ook mogen gaan of staan
Gij zijt Het Land, het ons!
Zij 't spel hunner vlucht
| |
| |
Daar ruischt een gerucht?...
Klokken beginnen te slaan
Bim, hom, ham, de klokken slaan.
Hunne bronzen tongen bonzen
Door het wijde ruim en plonzen
Hun herboren klank in onze
Bim, bam, bom, de klokken slaan,
Christus is weer opgestaan
En de vrome menschen gaan
Zich verdiepen in den Heer!
| |
| |
Komt gestegen uit der eerde
Zooals Christus wederkeerde,
Glanzend uit den still en dood:
Hallelujah. God is groot!
Klokken klinken hemelblij.
Zwegen hare bronzen tongen
Tot het wonder was voldongen,
Thans verkonden zij den groet:
't Juk des Winters is voorbij,
Onder nieuwen zonnezegen,
Plant het zaad weldra gedegen,
Hier op aard een paradijs
| |
| |
Is vrijheid het licht van hun leven;
Als kluisters der aard ons begeven!
De zwaluwen komen en keeren
En schieten als pijlen zoo strak.
Ze wiegen en vliegen en scheren
Zie de zwaluwen als pijlen
Over velden mijl aan mijlen.
Bek sta bij en sterk van vlerk
Doen zij voort hun reuzenwerk.
| |
| |
Worden zaaisels, boomen, planten
Van het ongediert bevrijd.
Heisa, hei, met zon en regen
Gaat de groei nu zijne wegen
En tot vollen bloei gedijt!
De vlucht hunner blijheid.
| |
| |
Heil u, zwaluwen, silfieden
Nimfen van de vrije lucht,
Die wij onzen lofzang bieden!
Hoort ons aan in uwe vlucht,
Hoort ons aan met welbehagen,
Heil u, heil u, lof en eer!
Schoone vogels vol bedied,
Voor uw lessen, voor uw lied,
Voor uw reine levensleer.
Heil u, heil u, lof en eer!
|
|