Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] De molen en de wind De Wind: ‘Molen met uw vlugge vlerken, Die gij zwieren laat en werken Dat er uwe ziel van zucht, U-u-u-u-ucht! Meent ge mij te kunnen stuiten, Zu, 'k ben weg en laat u fluiten Met uw vlerken in de lucht, U-u-u-u-ucht! De Molen: Wind, gij zegt dit voor de grappe, Want ik zet toch mijne kappe Naar de richting uwer vlucht, U-u-u-u-ucht! Laat ge mij geen asem halen, Wel, dit helpt me 't koren malen, Wijl ik zweet en zwoeg en zucht, U-u-u-u-ucht! Vorige Volgende