Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Kerstliedeken De Kerstboom flikkert! Middernacht Een klokje klinken doet, En in mijn hart verschijnt het beeld Van 't kindje Jezus zoet. Als Jezuken geboren werd Dan vroos het steenen dik En 't kad, och God, geen dekentjes Noch mutsken met een strik. Een kribbe moest zijn wiegsken zijn, Waarin wat hooi en mos, En, als bewakers daar rondom, Een ezelke en een os. Zijn arme moeder streelde 't zacht Opdat het slapen zou. Maar 't vroor zoo hard dat Jezuken Moest schreien van de kou. [pagina 93] [p. 93] En of het schreien werd gehoord In 't diepe van den nacht, Daar kwamen dra de herderkens Met warme schapenvacht. En stille vielen vlokjes neer, Als pluimpjes uit de lucht; Zoo traden zij naar 't stalleken Met niet het minst gerucht. Als 't kindje sliep, zijn moederken Zei fluisterend met een wenk: ‘Ik leer hem, brave herderkens, Dat hij u eens gedenk', En wijdt hij u zijn leven gansch, Het zij uw eerlijk loon....‘ Toen keek de moeder naar een kruis, En zag een doornenkroon! Vorige Volgende