Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Stella Stella jaagt een vlinder na, Stella volgt een vlinder. 't Diertje gunt kaar geen gena, 't Vliegt van kier naar ginder. Zij verlet geen enkle poos, Stoeiend tusschen kloemen; Zelve is zij gelijk een roos, Anders niet te noemen. Stella staakt kaar spel meteen. Is zij moe van spelen? Neen! Zij hoort in zoet geween 't Nachtegaalken kweelen. In heur hart het liedje schalt, Ja, zoo frisch en lavend, Dat zij aan het droomen valt In den stillen avond. [pagina 66] [p. 66] Wijl haar 't windje, zonder schroom, Streelt als een behoeder. Lispelt 't meisjen in haar droom: Moeder, lieve moeder! Vorige Volgende