Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Marieken Marieken moest uit wandlen gaan, Wandlen gaan, wandlen gaan, Marieken en moest uit wandlen gaan, Wandlen gaan. Zij bleef al vóór een kraaie staan, Kraaie staan, enz. Zij sprak den zwarten vogel toe, Vogel toe, enz. - ‘Gij zijt een spook, ik weet met hoe, Weet met hoe, enz. Gij zingt geen lied en krast altijd, Krast altijd, enz. Dient dan het leven u ten spijt? U ten spijt...’, enz. - ‘Heb ik geen noten op mijn zang, Op mijn zang, enz. [pagina 64] [p. 64] Mijn leven duurt me niet te lang, Niet te lang, enz. Al leef ik langer nog dan gij, Nog dan gij, enz. En zoo ge iets leeren wilt van mij, Wilt van mij, enz. Spaar, riep de kraaie, spaar bij God, Spaar bij God, enz. Dan dient u 't leven nooit ten spot, Nooit ten spot, nooit ten spot, Dan dient u 't leven nooit ten spot, Nooit ten spot!’ Vorige Volgende