Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Doornroosje Doornroosje was een lieflijk kind; Het werd door iedereen bemind, En was er daar geen booze fee, Die 't honderd jaren slapen deê, De booze fee. Aleer de tijd was afgeteld, Beproefde menig met geweld Te dringen door de dorenhaag; Alaar stierf er in de hinderlaag Der dorenhaag. Wie wil er nog de redder zijn, Van 't schoon prinsesje, dood in schijn! Een koningszoon, op verre reis, Vernam 't verhaal van 't groot paleis, Het groot paleis. [pagina 46] [p. 46] De haag, die nog den held verspert, Verzwond bij 't woord - ‘Ga open, hert, Voor alwat goed is, waar en schoon!’ Zoo wekte kaar de koningszoon, De koningszoon! Vorige Volgende