Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Des morgens Des morgens in den vroegen, Hoe heerlijk op te staar, En met een vroolijk harte Ter wandeling te gaan! Het perelt op de bloemen, Die klinken als een kroon; Het merelt in het loover: Hoe schoon, hoe schoon, hoe schoon! Dit zet ons aan om gretig Geleerdkeid op te doen; Niets geeft gezonder zinnen Dan zulk een morgenzoen! Vorige Volgende