Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Jantje Loerentop (De Wind) Jantje, Jantje Loerentop Die wreef zijne oogen uit: ‘Wat ben ik voor een slaperskop, Straks is het spel verkruid. De zonne staat al voeten koog, De planten zijn al poederdroog. Vooruit, In de schuit, Aan 't zeilen naar den andren kant; Wat mij verspert valt neer in 't zand. Ik ben de vrijste zoon van 't land! Vooruit! Vooruit! Vooruit! En luid Stak Jantje, Jantje Loerentop Zijn trompenden horen op! Vorige Volgende