Het huis(1925)–Marnix Gijsen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Lied om den blijen en onvoorzienen dood Geëtst op den hemel, de wintertakken waarop ik rust: de eenzame musch. Kan er nog een lente komen door den staal harden bast der boomen? Hoor toch de potsierlijke musch, luid en fijn, en haar lied naar den dorren zonneschijn. Uit het landgoed komt getreden de dolle knaap, overmachtig en jong, sluw en voorzichtig, met de karabijn. O musch, de hand der vreugd is daar, en gij zingt van winterwanhoop in 't gevaar! Als het schot en de lach van zijn spot weerklinkt, zal dan de ziel der musch niet, omhoog, in den blijen rook van zijn bevenden buks nog zijn? Zegepralend en blauw stijgen, boven dorp en menschen en den zuiveren echo der landouw! Vorige Volgende