Het huis(1925)–Marnix Gijsen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Tijdzang voor Herman van den Reeck † 1920 Sluit de gelederen. Hij is gevallen. Maar ons allen heeft hij bevrijd. Mannen hebben gevloekt. Vrouwen hebben geschreid. In een dag, in een uur was zijn naam het parool van een nieuwen tijd. Begint nu d' opmarsch onder roode lucht? Klinken bazuinen? Er is in alle huisgangen, hol en koel een haastig getrappel van voeten. De Vlaamsche menschen gaan. Er stijgen kreten: Sluit aan! Sluit aan! De meisjes die van school komen gaan meê, laten de wachtende zoetheid van aardbei en thee. Hun kleurige kleedjes een levende tuin. Symbolen. Witte vanen van vreê. Boven ons hoofd suizen de telefoondraden zacht, Herman, over de wereld uw faam. Ons oog is van tranen bepereld. Onze kindren beven bij uw naam. Ieder trekt op naar den berg der heilige daad. Uit het bloed kiemt het zaad. De laatsten van ons volk gaan meê. [pagina 25] [p. 25] Ze komen geloopen uit hun kameren van wellust, laten 't gestreel van 't ivoren aapje. ‘Werp weg, roepen ze malkander toe, je boeken, je beelden. Nieuwe weelden brengt de daad’. In de bars zullen de loslevers de batiklampjes aan stukken slagen, aansluiten, en dragen toortsen van kracht. Alles is één goedheid naar de overwinning. Zullen wij vallen in dezen opstand? Klopt ons hart een klopje sneller. houdt dan op,..... en dan niet meer. De woning der heeren zullen we ledig keeren van hen die dominatores ternae genoemd zijn, want in onze harten, op onzen hoed, dragen wij allen, heilige ikone! - eenvoud van den russischen boer - uw beeld. Herman, als eens de tanks van onzen wil, vrij zullen boenen de straten, de pleinen, van hen die den lach op je lip deden kwijnen tot den berustenden schijn van den martelaar, [pagina 26] [p. 26] dan zullen we zingen uw lied, ons lied: ‘Want de nieuwe aarde vraagt martelaarsbloed’. De vrouwen zullen je duurbare beeltenis zoenen. En alles, alles is goed. Vorige Volgende