Het huis(1925)–Marnix Gijsen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De archeologische vondst Jacquemijne Bolats werd te Leuven begraven, in 1520, naast haar man en haar kind. Ze had bei met dezelfde liefde bemind, al haar dagen. Ik heb haar zerksteen gevonden, op een regennoen, onder wat mos en veel gele blaren. Kinderen spelen er rond, en bij zomernacht paren geliefden hier, hun bevenden mond. Zij werd in Antwerpen geboren, - o mijn sterke stad, - wie voerde haar de Brabantsche heuvelen over? Daar vond zij een man, daar won zij een kind, en de rust, onder mos en wat herfstig loover. Want, toen God zag hoe volmaakt deze drie stonden in 't licht van een rustig geluk, het jublende kind, en dees vredige beiden, toen was hij als David, die weenend zijn zoon overwint. Hij kon deze kalme zielen niet scheiden en brak alle drie hunne hulzen stuk. [pagina 21] [p. 21] Zie, zoo lange tijd is aan elk mensch gegeven, dat zijn woord rijpe tot lied voor Gods aangezicht. Hoe vaak het hernomen, geaarzeld, getracht, tot duidlijk en klaar klinke het rythme dat door elk leven vleit; God luistert en wacht, de zanger verdwijnt, maar het zingen ruischt uit in Gods wezenheid. Vorige Volgende