Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen
(1686)–Hendrik Ghijsen– Auteursrechtvrij
[Folio Ee3v]
| |
naaren nacht.
2 Ons moede lijf is uit-gerust;
Ontfonk nu onsen geest met lust
Tot ons beroep, en noodig werk,
En maak door uwen geest ons sterk
3 Al wat wy nu ter handen slaan,
Zy tot uw lof, en prijs vol-daan,
Op dat uw seegen, al den dag,
Met goed geluk ons kroonen mag.
4 Maar, Heer, op dat dit seeker gaa,
Zo siet ons aan in uw genaa,
En scheld ons al ons misdoen quijt,
Dewijl het ons van herten spijt.
5 Verlicht ons hert, dat duister is,
Op dat, als 't werk der duisternis
Daar in te niete was gedaan,
Wy in uw klaare weegen gaan.
6 Send ook veel seegens tot uw woord,
En maak des duivels werk verstoort;
Sterk kerken-dienaars, en den raad,
Waar door uw volk, en kerk bestaat.
7 Troost ieder, die in nood, of strijd,
Tot u om hulpe sucht, of krijt.
Verhoor ons doch en zulks ter eer
Van uwen heil-soon, onsen Heer.
|
|