| |
| |
| |
Ter verantwoording
Tweede boek
Eerste Hoofdstuk
p. 191 |
Aagje Deken in haar Amsterdamsen Tijd: (Hdst. 1-IV) zie in 't alg. mijn studie van dien naam: De Gids 1921; eerste dichtbundel: Stichtelijke Gedichten v. A. Deken en M. Bosch 1775; ...op 1 Jan. 1730 getrouwd: H.A. Höweler: Archivalia betr. A. Deken en E. Wolff-Bekker: De Jeugd van A. Deken. 1949; ...na den dood van haar vader: hij is 28 Dec. 1745 te Nieuwer-Amstel begraven: Höw. p. 10. |
p. 194 |
Economische liedjes: III p. 152 (derde druk 1798). |
p. 195 |
De jaartallen achter W. v. Maurik en J. Wagenaar geven de duur aan v.h. optreden als regent. Aagje gedenkt het onderricht van W. v. Maurik: Sticht. Ged. p. 229... de jongere Maria Bavink: ald. p. 132. |
p. 196 |
Gedicht a. Anna Kool: ald. p. 165; Aagje over Collegiantendoop. Geschrift e. Bej. Vrouw, deel III; hs. Mij. d. Ned. Letterk. Leiden. |
p. 198 |
‘... onweerstaanbare trek tot de dichtkunst’: Sticht. Ged. Voorrede. |
| |
Tweede Hoofdstuk
p. 201 |
Voor geen ‘duizend waerelds’: Op het Eeuwgetijde (v.h. weeshuis D'Oranjeappel) 1777, aangeh. b. Höweler p. 14;... Aagje's oordeel over opvoeding d. Collegiantenwezen: Geschr. e. bj. Vrouw II p. 330; Betje neemt naai- en verstelwerk op zich: Dys. Br. p. 418. |
p. 202 |
Morgen- en Avondgebed: Sticht. Ged. p. 118... op Deken's ervaringen gegrond: Verg. Dr. C. Kroes-Ligtenberg: Een Vriend van A. Deken: De Gids 1942; Betje als jong dichteres en Naatje Hofman: zie o.m. Cornelia Wildschut I. Brief 8. |
p. 203 |
‘... 'k wensch niet meer’: Sticht. Ged. p. 94. |
p. 204 |
‘Ruk U geheel met mij...’ ald. p. 86; ‘Ik kieze om u de dood van mijn vriendin...’: ald. p. 398. |
p. 205 |
vriendschapsgedicht v. Maria Bosch: ald. p. 90; haar Bespiegelingen over het Genoegen: p. 63. |
p. 206 |
Gemoedstoestand van Mietje: Geschr. e. bej. Vr. III. hs. a. bov. |
p. 207 |
‘... goed of quaad is, die ze lijd’: Camphuysen Sticht. Rijmen I. p. 185. |
| |
Derde Hoofdstuk
p. 209 |
‘Mijne uuren, dagen, maanden, jaaren...’: Bedenking op mijn eigen Verjaardag 1771. Sticht. Ged. p. 243; ‘Hoe dikwijls heb ik niet mijn eigen zielsgebreken...’: ald. p. 417. |
| |
| |
p. 210 |
praktisch-opvoedkundige gedichten: ald. p. 347: De Jeugd en p. 358: De zedelijke Opvoeding van de Jeugd... ‘Na het overlijden van deze...’: Almanak voor Vrouwen door Vrouwen, Levensschets 1808; toenadering tot Busserus: Höweler a.w. p. 23; betrekk. t. De La Lande: Kroes-Ligtenberg a. art. p. 95. |
p. 211 |
kennismaking van Betje met J.E. Grave: zie Dys. p. 154. Br. v. 27 Juni 1776 en p. 156 Br. v. 12 Juli 1776. |
p. 212 |
‘... en haar ernst, die een ernst van den Bijbel is’ en volg. aanh.: Dys. p. 157. alleen het klad v. Aagje's brief bleef bewaard, omstreeks 1 Aug. 1776. |
p. 213 |
‘En nu nog dank ik...’ Dys. p. 334 Br. v. 8 Febr. 1800. |
| |
Vierde Hoofdstuk
p. 214 |
Betje wil Deken graag eens ontmoeten: postscriptum v.h. brief a. Grave 12 Juli 1776; ontbreekt ter pl. b. Dys. doch zie ald. Bijvoegsels en Verbeteringen p. XLVIII. |
p. 215 |
Betje's antwoord aan Aagje: Dys. p. 160-165. De brief aan Grave, waaruit haar stemming b.d. ontvangst blijkt, is door Dys. verkeerd gedat.; hij is niet van 7 maar v. 4 Augustus, zij sluit de brief a. Deken ter bezorging in (zie Burger: Tijdschr. v. Boek- en Bibliotheekwezen 1915); verg. ook Dys. p. 174, waar Betje meldt, dat ze Deken's antwoord op 8 Augustus heeft ontvangen. Het korte briefje van Aagje: aangeh. i.e. br. v. Betje: Dys. p. 174; Br. v. 31 Aug. '76. |
p. 216 |
Aagje's gedicht op Betje: Rijmbrief a. E. Wolff-Bekker: 1777; ‘R en zijn vrouw’: Dys. p. 188, Br. v. 28 Dec. '76. |
p. 218 |
Aagje's idealiserende vriendschap: De goede Eerzucht: A. Deken in Mengelpoëzie v. Wolff en Deken. 1784; ‘Jufvrouw Deken,’ zo meent ze, ‘zal daar staan’: Dys. p. 176, Br. v. 31 Aug. '76; zie ook mijn studie: De Samenwerking van Wolff en Deken: De Gids. 1922 III. |
p. 219 |
... ‘en caractères de feu’: Dys. p. 170, Br. v. 15 Sept. '76 (niet 15 Aug. gelijk Dys. dateert (verg. Burger a.p.); ‘Hoor man...’: en verdere aanhalingen Dys. p. 185, Br. v. 24 Nov. '76. |
p. 220 |
‘Ik schreeuw het somtijds nog uit...’, en het rederijkersdeuntje: ald. p. 201: Br. v. 22 Jan. '76 (niet 24 Jan. gelijk Dys. dateert, zie Burger t.a.p.) |
p. 221 |
... ik moet lachen’: Dys. p. 200; zelfde br.; ‘... ik ken de wereld genoeg’ ald. p. 196; Betje dateert begin Januari 1777; de brief werd 6 Jan. verzonden zie p. 199; ‘... haar geest, zegt ze ergens...’: ald. p. 204, Br. v. 8 Febr. '77. |
p. 222 |
‘Hoe, zou ik mijne De Gorter...’: Dys. p. 188, Br. v. 28 Dec. '76; Betje's schertsende verzekering: ald. p. 189; Deken's overkomst naar De Beemster: Aan Agatha Deken 1777 opgen. in Mengelpoëzie III, geschreven op Ds Wolff's sterfdag. |
p. 223 |
‘Ik kan aan dat solo-solo niet gewennen’: Dys. p. 211, Br. v. 23 Mei '77. |
| |
Vijfde Hoofdstuk
p. 225 |
Vader Carman en volg. aanh.; Dys p. 213, Br. a. J.G. Kist 23 Mei '77; Pieter Carman, lid van de vroedschap en schepen te De Rijp, was één der exécuteurs - testamentair v.d. nalatenschap v. Ds Wolff, zie Höw. a.w. p. 30; over financiële toestand zie ook Höw. p. 63, die hun gezamenlijk vermogen schat op f 5000.-; Betje f 3000,-, Aagje uit een erfenisje v.h. grootmoeder zeker niet meer dan f 2000,-. Betje moet wel enig inkomen |
| |
| |
|
uit haar werk hebben gehad; in de voorrede van Dicht- en Mengelwerk (1784) spreekt ze van een verkoop v. ‘ettelijke duizenden’ ex. v. sommige uitgaven in de Beemstertijd; kwestie over het Beemster pensioen: Dys. p. 215-216; uit het archief der Edammer Classis blijkt, dat Wed. E. Wolff-Bekker jaarlijks f 50.- ontving uit de zog. ‘weduwebeurs’, waarvoor haar man gestort had. Van een ‘pensioen’ door De Beemster verleend, blijkt niets (inf. v. Ds B.A. Venemans pres. Class. Best. Edam). |
p. 226 |
plannen v. nieuwe inrichting: Dys. p. 215, Br. v. 5 Juni '77; over de boedelscheiding zie nader: Höweler p. 30; Betje's zog. trouwplannen: Dys. p. 219, Br. v. 26 Sept. |
p. 227 |
Deken's reactie op deze praatjes: Dys. p. 220, Br. v. 26 Sept. '77; de tournée naar de familie: zie brieven 29 Oct., 13 Nov. '77 (Woerden), 13 Dec. '77 (Spaarndam): Dys. p. 222-227; Betje's uitingen over huiselijk leven: ald. p. 225-228, contact m. V. d. Jagt: zie briefw. van hem en de Grave's met W. en D., uitgeg. d. Burger a.w. p. 90 v. |
p. 228-229 |
Bijzonderheden over de eerste jaren in De Rijp: Br. o.v. Ond. I, Br. XII, XVIII en vooral XXIII (rijmbrief); Deken over Betje's tact: inl. gedicht Pr. o. de Opvoeding 1779. |
p. 230 |
Bezoeken v. nieuwsgierigen en weer trouwgeruchten: Br. o.v. Ond. I, Br. XXXIV. |
p. 231 |
Blijvend contact: ald. II, Br. II-IV; ziekte v. Deken najaar '77: Dys. p. 218 Br. v. 21 Sept.; Dankbrief zilveren bruiloft Grave: ald. p. 234, ongedateerd doch kort na het feest (Mei 1778) geschr.; ‘... al 10 weken ziek geweest’: ald. p. 231, de datering b. Dys. (20/9 '78) is foutief, zie Burger a.w.); Verblijf in Utrecht en Gelderland: Br. o.v. Ond. I. Br. XXXIX, staaltjes v. bijgeloof: Br. XXXVIII; de pogingen tot politieke toenadering: III Br. XII. |
p. 232 |
Naar Rijnsburg, corr. m.d. Van Nijmegens: Dys. p. 236 v., br. v. 12 Juli, 10 Aug. en 18 en 19 Sept. '79; Dys. noemt (p. 239 nt. 3) Salomon en Elias Van Nijmegen zoons v.d. gastheer Gerrit (beter Gerard) V.N., dit moet zijn broers (volg. inlicht, v. Mej. W.A.H. Croll, conserv. Sticht. ‘Atlas Van Stolk’ Rotterdam); ald. reisverhaal v. G.V.N. met aanh. uit Betje's Beemster Winterbuitenleven). |
p. 232-233 |
Bijzonderh. o.h. Rotterd. bezoek: Br. o.v. Ond. II Br. XII; contact m.d. jongen Nozeman: Dys. 313, Br. v. begin Maart 1799; idem m. Cornelia Nozeman en haar man: Levensschets Alm. v. Vr. d. Vr. 1808; Ds De Groe: zie M.J.A. De Vrijer: Smijtegeld; toespeling v. Aagje op hem: Dys. p. 241, Br. v. 18 Sept. '79. |
p. 233-234 |
Ceesje Van Oeveren: Memorie, Opdragt en levensbeschr. in hs. Oudarchief Rotterdam; toespeling v. Aagje op zijn ‘jongen zoon’: Dys. p. 241. |
p. 234-235 |
Berichten over ziekte: Dys. 241-244, Br. v. 9 Dec. en 14 Dec. '79; 27 Mrt. ' 80 en vooral brief a. Chr. Flaas 7 Juni '80 Ned. Spect. 1904 (Nov.) hierin ook over Betje's stemming; verg. ook haar brief Dys. p. 251, ongedat. doch v. 1780; en Br. o.v. Ond. II. Br. XIII en XXVIII. |
p. 235-236 |
verhouding tot Leentje Greeger: Dys. p. 247-251; zij trouwt Christiaan Nissen: Dys. p. 347 noot, (Dys. schrijft abus. Van Nissen); uitvoeriger over hem: Höw. a.w. p. 32 v. en de ald. uitgeg. brieven van Nissen aan Leentje, waarop ik mijn karakteristiek baseer; br. v. Chr. N. uit zijn verlovingstijd: ald. p. 37; waarschuwing v. Betje a. Nissen: Dys. p. 252 Br. v. 24 Juni 1781. |
p. 237 |
Deken's oordeel over Nissen: Dys. p. 253 Br. v. 30 Sept. '81; toekomstplannen v. Betje: Dys. 259; Hendrik Busserus' overlijden: Höw. a.w. p. 25; ald. ook over Aagje's erfportie. |
| |
| |
| |
Zesde Hoofdstuk
p. 239 |
Herleving van Betje's werklust: zie uitvoeriger mijn studie in De Gids 1922 III: De Samenwerking v. Wolff en Deken. |
p. 242 |
‘Onze eeuw is in één opzicht...’: Pr. o. de Opr.;... ‘met de ouders te beginnen’: Iets v. Ouderen en Kinderen (1804); De Ned. Bibl. over de philantropijnse school: ald. 1778, 2e st.;... ‘dat mijn kleine Jan er iets aan heeft’ Br. v. Abr. Blank. I. Br. XV., slot; ‘... al waren zulke lieden...’: ald. Br. X.; Wiegzang v. Vollenhove's oudsten zoon: Febr. '78 hs. My d. N. Lett. |
p. 244 |
‘pleidooi voor moederrecht...’: De Vletter: Oproedk. Denkb. v. Wolff en Deken, 1915, p. 171; ...‘hetgeen ik in de vroege opvoeding verg....’: Bericht vóór tweede druk der Proeve. |
p. 245 |
‘Mag ik U wel...’: Dys. p. 181, Br. v. 16 Oct. '76;... voor wie het er minder op aan kwam: De Vletter a.w. p. 197;... een voortdurend tegenstribbelende moeder..., De Vl. a.w. p. 172; |
p. 247 |
Allard Hulshof's oordeel bij De. Vl. p. 170; dat v. Boekzaal d. Gel. W. jg. 1780 dl. 2. p. 198; oordeel uit onze tijd: De. Vl. p. 193. |
| |
Zevende Hoofdstuk
p. 249 |
... beweging op sociaal-economisch gebied: zie: Dr. W.N.F. Mansvelt: Tijdschr. v.d. Ned. Mij. v. Nijverheid en Handel 1925: Uit ons Verleden;... ‘Het gemeen arbeidsvolk...’: aangeh. b. Kernkamp: Jan v. Nieuwenhuyzen herdacht. |
p. 252 |
vermenging belangen handel-en-nijverheid en armenzorg: zie Mansvelt a. art. p. V.; Dr. Engelman, lid v.d. Haarlemsche Mij.; Lijkzang v. B.W. op hem 1781 (Mengelwerk 1786); Betje's onderstelde medewerking a. De Borger: deze mening v. Jonckbloet en Prinsen is reeds door Kalff (Gesch. d. Ned. Lett. VI. p. 290) weerlegd, echter d. Mansvelt weer naar voren gebracht; de eerste directeuren der Hoornsche Mij.: Jaarverslag 1779, volg. inf. v. F.R. Mulder, conservator West-Fries Museum, Hoorn. |
| |
Achtste Hoofdstuk
p. 259 |
... uitwerking in Brieven o. versch. Ond.: Dl. II. Br. V. en VII. |
p. 260 |
C. Van Der Palm: Antwoord op prijsvraag, uitgeschr. d.h. Zeeuwsch Gen. d. Wetenschappen 1778; aangeh. in Gedenkboek der Mij. t. Nut v.h. Alg. 1934. p. 84. |
p. 263 |
voorstel v. A. Loosjes a. Wolff en Deken: Dys. p. 275 Br. v. 4 Nov. '85. |
| |
Negende Hoofdstuk
p. 264 |
Aagje's groei tot medewerkster: zie nader mijn studie: Groei der Samenwerking v. W. en D., De Gids 1922 III p. 222; ‘Ik ben haar bijzondere vriendin...’: Br. v. A. Deken a. A. Hulshof, opgen. in Br. v. Abr. Blankaart II; ‘Deken verwerkt en doorleeft...’: zie o.m. Toeëigening voor De Voorrechten v.h. Christendom A. Deken 1787, regels als: ‘Gij die... mij in het oefenen van mijn geest hebt opgebeurd// Mij aanzette om iets groots, iets nuts te ondervinden (= leren kennen). |
p. 264-265 |
... Soms scherp beredeneerd en ontleed...’: vooral v. belang: Br. o. versch. Ond. I., Br. IV, V, VI en Onderw. Gesprek passim.; ‘Deugd is kracht’: |
| |
| |
|
Br. O. versch. Ond. II p. 139 v.; ‘Kinderlijke gehoorzaamheid, aldus Betje’: Onderw. Gespr. les. IX, p. 78. |
p. 266 |
... ‘neemt ze aldus in zich op’: tekenend bv. Aagje's woorden: ‘Die mij den toegang tot uw hart steeds hebt verleend // en die ik deelen deed in al mijn wedervaren’: Toeëigening a. bov. |
p. 267 |
Schets v.d. lichamelijken en geestelijken luiaard: Br. o. versch. Ond. III, Br. XVII, p. 257; Aagje's brief a. Grave: Dys. p. 232, 27 Febr. '79; typering v.d. huichelaar: Br. o. versch. Ond. I. Br. XII. |
p. 268 |
Voorbereiding v. Cornelia Wildschut: Voorrede dl. I. 1792; verhouding t. Richardson: Moquette: Wolff en Deken en Richardson en mijn studie: Wolff en Deken's romans uit haar bloeitijd, De Gids 1923 II. |
p. 269 |
... ‘zo dicht aan de volmaaktheid’: Adèle en Theodoor IV. p. 205, noot v.d. vertaalster E. Wolff-Bekker, 1782. |
p. 270 |
Huwelijksliefde en vriendschap; Ond. Gespr. p. 119 en Willem Leevend, dl. V. p. 136 v.; Het jonge Paar, uit het Frans vert.: kritiek v.d. Ned. Bibl. 1776, I in de bespreking v. Brief v. Arnold Geesteranus; ‘'t Is alweer Daatje’: Will. Leevend dl. V. p. 145. |
p. 271 |
Deken's oordeel over Grandison: Br. a.e. Overijselsche dame, aangeh. b. Moquette a.w. p. 134; idem van Betje: Will. Leevend dl. V. Voorr. p. XIII; ‘He was formal...’: Raleigh: The English Norel, p. 146; verg. ook Taine over Clarissa: Hist. d. 1. Litt. Angl. IV, p. 111. |
p. 272 |
... ‘een doordringen in de ziel van Werther’: Prinsen: Het Sentimenteele b. Feith, Wolff-Deken en Post: De Gids 1915 p. 517. |
p. 273 |
... deze tak van literatuur’: Will. Leevend dl. III Voorr. p. 7. |
p. 275 |
Rhijnvis Feith's kritiek: zie zijn Br. o. Versch. Ond. I. p. 138; Ned. Letteroef.: 1783 I. p. 252. |
p. 276 |
reactie v.h. publiek op Sara Burgerhart zie Will. Leevend III en V. Voorr. |
| |
Tiende Hoofdstuk
p. 277 |
... ‘Lachend beweert ze...’: Dys. p. 275, Br. v. 4 Nov. 1785, a. A. Loosjes Pzn.;... ‘aldus Betje...’: ald. p. 284, Br. v. 27 Mei '87, a. Coosje Busken. |
p. 278 |
Betje's sportchaisje: Dys. p. 270; haar liefde voor de verten: o.m. Brief a. Goedaard in Mengelpoëzie, 1784. |
p. 279 |
Dagindeling: Dys. p. 281, Br. v. 27 Mei '87 a. Coosje Busken en J. Konijnenburg: Lofrede 1805; Jansje Teerlink op Lommerlust: Dys. p. 264, 266, 270, Br. a. Mej. Schiere v. 24 Oct. '84, 24 Jan. '85, 23 April '85; Aant. v. Dr. Halbertsma en kritiek daarop: Höweler a.w. p. 32, 37. |
p. 280 |
Deelname v. Greeger a. gedachtenwisseling: Dys. p. 250, Br. v. 30 Sept. '81; theologische ond.: ald. p. 249, 3 Mei '81; ‘tijdens het samenstellen’ Will. Leevend dl. III. Voorr. p. 15; Nissens' ontboezemingen over Betje a.z. vrouw: Höweler a.w. p. 43, p. 51; Nissen's oordeel over Aagje ald. p. 49: ‘Ja beste Dutje, Aagje's braafheid heeft mij steeds behaagt. Voor Wolfje zou zij bijna sterven... zij is standhaftig, zij bemind U naast Wolfje als haarzelf’... ‘Wolfje even lief te hebben als zijn Dutje dit doet’; er staat letterlijk: (Höw. p. 47) dat hij zich nooit het recht zal laten betwisten, ‘dat hij Wolfje ook niet zo sterk bemind als Dutje’; daar onmiddellijk voorafgaat: ‘Laat ons bijde om de eereprijs dingen, wien van ons bijden haar 't meest bemind’, acht ik mijn vertolking van Chris' woorden de juiste. Höweler meent, dat Nissen hier ronduit verklaart, Betje en zijn vrouw even sterk te beminnen. |
| |
| |
p. 281 |
... ‘in een vulgaire amourette’: Höw. a.w. p. 54; Höweler's vertolking van Betje's gevoelens voor Nissen: ald. p. 53; ‘de grond van een eerlijk caracter’: Dys. p. 101 Br. v. 14 Febr. '74. |
p. 282 |
Jan, het knechtje v. Nissen: Höw. p. 41; procuratie ad negotia: ald. p. 65; Nissen's ruime hand v. uitgeven: p. 45; Van der Jagt, Betje's notaris, Nissen's vriend: ald. p. 64; p. 40. |
p. 283 |
Nissen wil Jan Teerlink in zijn zaak nemen; Höw. p. 38, 49; ‘zonder iemand in 't bijzonder te schilderen’: Will. Leevend dl. III, Voorr. |
p. 284 |
Brief a. Cloé: Mengelpoëzie I. p. 186; Betje's hulpvaardigheid: Dys. p. 285; Aagje's brief a. Mej. Schiere, ald. p. 249 Br. v. 3 Mei '81 en p. 256, Br. v. 23 Oct. '81. |
p. 285 |
Deken's brief a. Leentje Greeger: Dys. p. 249. Br. v. 3 Mei '81 en p. 256, Br. v. 23 Oct. '81; ‘Adieu mijn hele lieve’: ald. p. 271, Br. v. 23 April '85 |
p. 286 |
‘Wolffje houdt zoveel van U’: Dys. p. 269, Br. v. 17 Febr. '85; erkenning van eigen ‘oploopendheid’ tegenover jongen vriend: Br. o. versch. Ond. I. Br. XXV; pleidooi voor moederlozen jongen: Ald. II. Br. IX-XII. |
p. 287 |
Deken's brief a. Jan Govert v. Rijswijk: Dys. p. 245, 26 Sept. '80; Betje's br. a. hem, zelfde pl. en dat.; Johanna Kops: Dys. (p. 260 noot) zegt Maria Suzanna, deze woonde echter niet op Wildhoef, Johanna wel; Suzanna was bovendien reeds 1777 getrouwd (inf. Gem. arch. Haarlem); Aagje's brief a.d. Haarlemsen predikant: Dys. p. 260, ongedateerd, maar Deken spreekt v.h. zesjarige vriendsch. m. Betje, dus 1782; Nissen over Mej. Kops: Höw. p. 48, Sept. '83. |
p. 288 |
‘Mijn engellieve Kops’: Dys. p. 265, Br. v. 24 Oct. '84; ald. ook de flauwtes; ‘vriendin K. zedelijk dood’: ald. p. 284, Br. v. 27 Mei '87; Gesprek met een jong juffertje: Mengelpoëzie p. 171. |
| |
Elfde Hoofdstuk
p. 290 |
Willem Leevend in 18 maanden voltooid: Dys. p. 294; ‘Dat Wim U behaagt...’: ald. p. 265, Br. v. 24 Oct. '84; z. ook Br. 24 Jan. '85, p. 266; 23 April '85, p. 270. |
p. 291 |
Bellamy's belangstelling v. W.L.: A. Nijland a.w. II p. 301; aanh. d. Jan A. Backer in Alb. Amic. v. B. Ruloffs (volg. inf. Dr. W.H. Staverman te Deventer); Feith's ultra-sentimentele theorieën: verg. mijn Inleiding voor uitg. v. Julia b. J. Muusses 1933; Wolff en Deken's kritiek op schrijvers v. sent. romans: W. Leevend V. Voorr. p. VII. |
p. 293 |
Belcour's waarschuwende brief: ald. I. p. 185; een oordeel uit onzen tijd: Prinsen: De Roman in de 18e eeuw in West-Europa, p. 509; karakteristiek v.d. ‘held’ W.L.: Prinsen: Het Sentimenteele b. Feith enz. De Gids 1915; reactie v.d. lezers; W.L. dl. VIII Narede; Daatje Leevend's opinie: ald. V. p. 143. |
| |
Twaalfde Hoofdstuk
p. 295 |
‘Lang heb ik verlangd...’: A. Nijland a.w. II p. 4. |
p. 297 |
‘de lieve, natuurlijke jongen’ aldus Mr Jan Hinlopen, vriend v. Bellamy: Nijland a.w. II p. 353; Bellamy vraagt portretten v. W. en D. ald. II p. 27; hij vraagt nieuwe uitg. v. Walcheren: ald. p. 74. |
p. 298 |
Deken's gedicht over Bellamy's dood: Traanen, gestort b.h. overlijden van Jacobus Bellamy 1786;... ‘het arme kind bij zich te roepen’: Nijland a.w. II p. 333; datum v. Fransje's vertrek uit Lommerlust ald. p. 334; Brief van Fransje over haar verblijf aldaar: zelfde pl.; 6 Nov. '86. |
| |
| |
p. 299-300 |
Betje Wolff beoordeelt Bellamy's dichterl. nalatensch.: Nijland II. p. 334; Fransje's brief a. Anton Mens, ald. p. 338, 7 Mrt. '87, ald. ook over Fransje's portret. |
p. 300 |
Coosje's eindexamen: aant. rakende Jonas Willem te Water, door Willem te Water: Nijland a.w. II. aant. p. XL; ald. ook vermeld Coosje's benoeming tot lid v. Leids gen. ‘Kunst wordt d. Arbeid verkregen’, in 1776, waarvoor ze ‘beleefdelijk bedankt’. Coosje moet zeer aantrekkelijk zijn geweest; ze slaat in 1783 twee huwelijksaanzoeken af, één der pretendenten is Isaäc Henri Gallandat, zoon v. Betje's vriend en correspondent Dr David Henri Gallandat. Tussen 1783 en 1798, het jaar van haar huwelijk met Ds Samuël Theodore Huet, ligt dan haar romantische liefde voor een onbekende, waarover we in Betje's brieven horen (verg. Nijland a.w. II, aant. 38, p. LXXI). |
p. 301 |
Betje's oordeel over C.R. Busken: Dys. p. 107, Br. v. 4 Mrt. 1774 a. Dr Gallandat; indruk v. Coosje's eerste bezoek: ald. p. 279, Br. v. 17 Oct. '86. |
p. 302 |
‘Geloof mij, mijn Coosje-lief’: ald. p. 281, zelfde dat. |
p. 303 |
Tweede brief a. Coosje: ald. p. 283, 27 Mei '87. |
p. 304 |
Deken's populair-stichtelijk werk: De Voorrechten v.h. Christendom, 1787. |
p. 305 |
Deken's uitingen over Betje: Toeëigening vóór bovenst, werk; Dekens erkenning, dat ze Coosje leerde waarderen: Dys. p. 313, Maart 1799. |
p. 306 |
Deken gedenkt oude tijden: Dys. p. 295, Br. v. 28 Sept. '98. |
| |
Dertiende Hoofdstuk
p. 307 |
Brieven van Abraham Blankaart, deel I en II verschijnen 1787; dl. III 1789, doch persklaar vóór vertrek naar Frankrijk (Maart '88); ‘De bemoeial in de Beverwijk’: Aanhangsel v. Willem Leevend, p. 27, de schrijver ervan is W. van Ollefen Caspers; grapje over de Vrijmetselarij: W. Leevend I, Br. 16 (niet 6, gelijk de schrijver v.h. Aanhangsel meent); vrouwen die boeken schrijven, Aangh. W.L. p. 70. |
p. 308 |
‘dat schrijfzuchtig wijf’: Aanh. v. W.L. p. 30; Betje's repliek: Inl. d. Br. v. Abr. Blankaart: p. IV en V; het Beverwijk's orakel: Aanh. v. W.L. p. 29. |
p. 309 |
Aanh. v. W.L. verboden: Dys. p. 347, Deken a. Prof. Te Water, 15 Jan. 1800; verkoop van Betje's vroeger werk: Alg. Voorrede Mengelwerk 1784; ‘... haar vingers kreupel en lam schrijven’: aangehaald in Inl. Br. v. Abr. Bl. p. XL.;... ‘schandelijk, om voordeel te schrijven’: Nut der Vooroordelen p. 43 volg., Bellamy acht het werkje ‘zeker van Betje Wolff’: Nijland a.w. I. p. 351. |
p. 310 |
‘in alle bezwaarende omstandigheden’: Inl. Br. v. Abr. Bl. p. XLVI; ‘Men is te zwak of te lui...’: Br. v. Abr. Bl. III Br. 45. |
p. 311 |
‘Het is haast ongeloovelijk’: ald. III Br. 41, p. 35; ‘te veel geestelijk front’: ald. II p. 38 p. 305; ‘God heeft Sodom niet willen sparen...’: III. Br. 47. p. 151; het gierig wijf: II. Br. 23. p. 19; behandeling huisbedienden: II Br. 23. p. 23. |
p. 312 |
gezagsaanmatiging der geleerden: I. Br. 4 en 13; ongezondheid der kantoren: I. Br. 9. p. 124; de kinderrijke moeder: II. Br. 40, p. 10. |
p. 313 |
het scheidingsprobleem: I. Br. 21. |
p. 314 |
Heintje Edeling's opvoeding: II. Br. 35 en 39. |
p. 315 |
Toespeling op verbrande brieven: III Br. 50, p. 364-365; geestelijke vrijheid ‘de gezondheid der ziel’: II. Br. 34, p. 217. |
| |
| |
| |
Veertiende Hoofdstuk
p. 316-317 |
‘gevoelens van warme Prinsgezinden’: Joh.a Naber a.w. p. 221; ‘Goeie lobbes’ Dys. p. 169 (er staat ‘sobbes’); Pieter Paulus' verzoeningspoging en V. Hogendorp's woorden over Willem V: P. Geyl: De Patriottenbeweging (Patria:) p. 117 v.; ‘... zo graag Oranje beminnen willen’: Liedje op de verjaring v. Willem Frederik, 14 Aug. '83. |
p. 317 |
‘het meeleven in den oorlog:’ Econ. Liedjes, De Nieuwstijding dl. I; Blijde Thuiskomst: III; Drie dappere Scheveningers: II. |
p. 319 |
‘Nog in '86 zal zij...’ Aan de Vaderlandsche Burgers; ‘zo goed als niets’: laatste uiting, Febr. '87 A. d. Amsterd. Burgers. |
p. 321 |
toenemend nationaal contact: Geyl. a.w., p. 139 v. |
p. 322 |
De Stadhouder nu voluit de vijand: Vrijheid Blijheid: p. 40; ‘De Gijzelaar spreekt mannetaal’: ald. p. 35; ‘'t eertijds dierbare Oranjehuis’: p. 42. |
p. 323 |
toespelingen op beledigingen: Dys. p. 290 (in rekest v. 1795); in den zomer van '89: ald. p. 288; ongedateerd, doch toespeling op honorarium v. derde deel Abr. Bl., dat in dat jaar verscheen; ‘wraakneming en reactie’: Geyl. a.w. p. 201 |
p. 324 |
bericht over vertrek v. Wolff en Deken: Brief v. N.S. Van Winter a. zijn zoon: Höw a.w. p. 66; Lommerlust verkocht: ald. p. 66; Atlas v.d. Vad. Hist. verkocht Dys.: p. 285 noot 3; Datum vertrek Maart '88, aldus Verzameling Authentieke Stukken 1794: Petitie v. E. Wolff-Bekker, p. 87 v. |
| |
Vijftiende Hoofdstuk
p. 325 |
Aant. reisroute: zie Joha. Naber a.w. p. 233. |
p. 326 |
Betje's brief a. Franse vrienden, najaar 1798: Dys. p. 298; datering gegrond op toespeling reis n. Friesland in zomer v. dat jaar; Afscheidslied a.d. burgeresse Renauld: Ged. en L. v.h. Vaderl. p. 227 v.; Brief v. Deken uit Trévoux: Dys. p. 287. |
p. 327 |
Brief v. Betje uit Trévoux: ald. p. 286, gedat. 3 Juli, zonder jaartal, m.i. 1789, wegens toespeling op verkiezingen voor Staten generaal, in dat jaar gehouden. |
p. 331 |
‘God verhoede een binnenlandsche krijg’: Dys. p. 288. |
p. 332 |
voor veldtocht v. Dumouriez enz. raadpleegde ik Staatk. Gesch. v. Ned. Gosses en Japikse; en Blok Gesch. v.h. Ned. Volk 2e druk, tenzij anders vermeld. |
p. 333 |
schets van den razenden Jacobijn: Ged. en L. v.h. Vad. p. 125 v.; Betje's contacten met Parijs: De kleine Labruyère, Voorbericht p.XIV; Mirabeau compliment a. Madame Wolff: Dr. J. Hartog: Santhorst en Mirabeau, De Gids 1882; Betje Wolff voor het Comité Rév.: zie Joha. Naber a.w. p. 251. |
p. 334-335 |
Hulp van Merlin van Douay in zake vreemdelingenwet en financiëlen steun: Verz. authentieke stukken 1794, p. 87 v.; faillissement v. Nissen: Höw. a.w. p. 63 v.: Het vermogensverlies v. Wolff en Deken. |
p. 335 |
Frankrijk door nood geperst verlaten: Dys. p. 294. |
p. 337 |
Rekest a.d. Provis. Represent. v. Holland: Dys. p. 289; staking uitkering Zeeuwse rente: Notulen Staten v. Zeeland 23 Maart 1795, Rijksarch. Zeeland; surseance v. betaling in volg. jaren: notulen Prov. Raad v. Zeeland 1797-98. passim. |
p. 338 |
Van Canter's hulp: Toeëigening voor Ged. en L. v.h. Vad. p. VII; ‘O, Frankrijk, wie zou U verlaaten’: ald. Afscheidslied a.d. burgeresse Renauld. |
| |
| |
| |
Zestiende Hoofdstuk
p. 339 |
Klacht over nederlaag b. Kamperduin: Ged. en L. v.h. Vad., Den Elfden October. |
p. 340 |
Verbeelding, Droom en Waarheid: ald. p. 97; ‘eeuwig teemen, morren’: ald. p. 206. |
p. 341 |
Over de staatsgreep v. Jan. 1798: ald. Zang op den 22 Januari. |
p. 342 |
‘Vrijheid, vrijheid in den godsdienst: ald. p. 131; ‘God zij dank...’: p. 146; Betje's terugblik: Aan alle Christenen, p. 150; Dekens visie: p. 155. |
p. 343 |
Aan de Jooden: ald. p. 133; Betje's afkeer van slavenkopers: Dys. p. 293; verg. ook Lieven Van Ollefen: Het rieten kluisje op Lommerlust, 1784; Deken's uitspraak: Dys. p. 367; De politieke Afleider: hs. Mij. d. Ned. Lett., Leiden. |
| |
Zeventiende Hoofdstuk
p. 346 |
Betje over bankroet Nissen: Dys, p. 293; ‘de natie heeft nog niets voor ons gedaan’: p. 299; tactloosheid v. ‘weldoeners’: Toeeigening vóór Ged. en L. v.h. Vad. p. IV. |
p. 347 |
Rekest v. Wolff en Deken, voorjaar 1798: zie notulen Nationale verg. v. 26 Maart en 22 Mei 1798 Alg. Rijksarch. 's Gravenhage, waarin dit rekest ter sprake komt; het rekest zelf is niet gevonden; Brief v. Betje a.e. lid v.h. Vertegenw. Lichaam: 1. April 1799, in hs. Mij. d. Ned. Lett.; Aagje over ‘zoek zijn’ v.h. rekest: Dys. p. 335. |
p. 348 |
Motivering v.h. wonen in Den Haag: Br. v. 1 April '99, zie bov.; Corn. Wildschut blijft onverkocht: Dys. p. 294; de smaak is veranderd: Konijnenburg (Lofrede p. 83) spreekt van: ‘smaakverwisseling’, onrustig wonen op het Plein: Dys. p. 366. |
p. 349 |
‘Wij wonen zeer aangenaam’: Dys. p. 293; erkenning v. huiselijk geluk: p. 386 (Aagje); p. 403 (Betje, Br. v. 8 Oct. 1802, niet 1803 gelijk Dys. dateert, verg. hs. Mij. d. Ned. Lett); bezorgdheid over elkaar: p. 326, 31 Oct. '99 (Betje); p. 334, 9 Febr. 1800 (Aagje). |
p. 350 |
‘een lelijk bakkes te trekken’: Dys. p' 341, Br. v. 23 Nov. 1800; ‘juffr. Wolff kan zo hartelijk lachen...’ p. 390, begin 1801; Mr. Van Leyden door Betje ‘gebakerd’: p. 357. |
p. 351 |
Van Hall beheerder v.e. fondsje v. Wolff en Deken: Herinn. v. Mr. M.C. Van Hall, uitg. Jorissen, p. 85; ‘Verstant, geest en hart’: Dys. p. 353, Br. v. 2 Aug. 1800; ‘ik amuseerde mij daar te wel’: p. 320, Br. v. 19 Aug. '99; tekeningen v. Rembrandt op Huis te Warmond: Dys. p. 318 noot; de gegevens ald. over fam. Van Leyden kloppen niet m. Adelsboek z. ter pl.; Huishoudelijke steun v. Mevr. V.L.: Dys. p. 397. |
p. 352 |
Wolff en Deken te Wolvega: Nieuwe Friese Volksalmanak 1863, Eekhoff; hierin aangeh. Verjaarsdicht aan Van Canter; ‘viering in de geest: de voorstelling v. Eekhoff, dat W. en D. 22 Sept. '98 te Wolvega waren, klopt niet m.d. tekst v.h. verjaarsdicht; ze spreken daar den wens uit: ‘O, dierbre Vriend! 't Is uw geboortefeest / Dat wij met U nu uw gezondheid dronken, / Oud-Vaderlands met onze glazen klonken!... Geen nood, wij doen het in den geest.’ Pieter Groenia: zie Kram: Leven en Werken v. Holl. en Vlaamsche kunstschilders. |
p. 353 |
miniaturen in opdracht v. Van Canter: Dys. mening, dat Imhoff de opdrachtgever was (p. 304, noot) berust op onjuiste lezing v. Betje 's p.s.b. Br. v. 23 Maart 1800 (p. 341), ze spreekt daar eerst over Imhoff en vervolgt dan: ‘Nog wat. Juffr. Dóll kan u twee miniatuur-portretten laten zien, |
| |
| |
|
die voor twee jaar, ten zijnen koste geschilderd, een vriend van 30 jaar ons vereerd heeft’. Gezien haar samenzijn met Groenia in Friesland in 1798 en vriendschap m. V. Canter, die van vóór '75 dateert waag ik de onderstelling, dat de ongenoemde vriend V. Canter is; Zendbrief Dys. p. 301; de terugreis: p. 300 en 307; V. Canter's overlijden: p. 353 noot. |
p. 354 |
‘Gij redde ons...’: Treurzang b.h. overlijden v. V. Canter, fragm. aang. geh. b. Eekhoff a. art. p. 155. |
| |
Achttiende Hoofdstuk
p. 355 |
Mr. M.C. Van Hall: mijn schets v.z. optreden berust op: Herinneringen v. Mr. M.C. Van Hall, uitg. d. Jorissen. |
p. 358 |
‘haar gezelschap dubbel waardig’: W. Kist a.z. broer, begin 1800: Dys. Ned. Spectator 1901; vrienden in het Vertegenw. Lichaam: Dys. Brieven p. 345; overleg m. V. Hall in geldverlegenheid: ald. p. 321, Br. v. 19 Aug. '99. |
p. 359 |
Betje en V. Hall's oudste zoon: Dys. p. 359, Br. v. 14 Oct. 1800; V. Hall zorgt voor uitgever: p. 345, Br. v. 13 Juni 1800. |
p. 360 |
‘Mijn lieve Wolffje’: Dys. p. 314; ‘Betaal als het U convenieert’: p. 317; Betje maant niet graag: p. 324, Br. v. 14 Oct. '99; tafreeltjes uit W. Leevend p. 325, 16 Oct. '99. |
p. 361 |
V. Hall ‘vloekt struiken uit de grond’: Dys. p. 345; V.H.'s antw. a. Daendels: Herinneringen p. 73; Spanning in najaar '99: Dys. p. 323, Br. v. 9 Sept. |
p. 362 |
V. Hall's overwinningsrede: Herinn. p. 74. |
p. 363 |
Betje goed-republikeins: Dys. p. 323; poging t. staatsgreep verijdeld, Nov. '99: Herinn. p. 80. |
p. 364 |
Verblijf in Amsterdam: Br. v. W. Kist, zie bov. (aant. b.p. 358); Betje's gedicht in Alb. Amic. van B. Ruloffs, gedat. 20 Dec. '99, Amsterdam; ik ontving daarv. e. afschrift v. Dr. W.H. Staverman te Deventer. Was Betje inderdaad aanwezig bij de huldiging v. Ruloff's, die tegelijk m. het zilveren jubileum v.d. Schouwburg, 17 Sept. '99 plaats vond? Ze zegt... ‘U voegt de lauwerkrans, die 'k op des Schouwburg's feest zag op Uw schedel drukken.’ Deze lauwering v.d. orkestmeester vormt inderdaad de slotscène v.h. Zangspel op tekst v. P.J. Uylenbroek, op dien datum opgevoerd. Is Betje's bewering een dichterlijke vrijheid, of was ze ook in Sept. te Amsterdam? Of is het Zangspel tijdens hun verblijf in Dec. herhaald? |
p. 365 |
Aanval v. Nieuwe Vad. Bibl. op Deken: Dl. IV 2. 1800; Deken's antw.: Aan den Schrijver der Aanmerkingen op Offerande a.h. Vaderland. |
| |
Negentiende Hoofdstuk
p. 366 |
Verhuizing n.d. Spuistraat: Dys. p. 336, Br. v. 9 Febr. 1800 en Kroes-Ligtenberg De Gids 1942 p. 175, Br. v. 11 Maart 1800 v. Deken a. De la Lande; zending huisraad v. C. Huet-Busken: Dys. p. 353, Br. v. 2 Aug. 1800; geschenk vereerster Rotterdam: p. 342, Br. v. 3 Mei 1800. |
p. 367 |
legaat v. V. Canter a. Betje en omzetting ervan in lijfrente Dys. 353, noot 1; z. ook Br. v. A. Deken a. De la Lande, De Gids 1942 p. 176; Betje's weduwebeurs uitbetaald Dys. p. 342, Br. v. 3 Mei 1800, waar sprake is v.e. ‘attestatie en quitancie’ voor de Classis v. Edam, geadress. a. Brouerius v.d. Velde; p. 350 (24 Juni) blijkt deze niet terecht te zijn gekomen; p. 346 noemt ze Brouerius de man die maakte ‘dat ik 8 jaar onthouden |
| |
| |
|
weduwe tractement kreeg’;... ‘in onze kring overvloed’: Dys. p. 370, Br. v. 23 Jan. 1801. |
p. 368 |
Houding van A. Loosjes Pzn: Dys. p. 354; ‘Ik ben knips van blijdschap’: p. 332, Br. v. 29 Jan. 1800. De volgorde der brieven a. Vollenhoven is bij Dys. niet juist, ik volg die v.d. hss. Mij der Ned. Lett. |
p. 369 |
Deken's vriendschapsode en Betje's nuchterheid: Dys. p. 343-345.; ‘naarmate de dood...’: p. 340, 23 Maart 1800. |
p. 370 |
Deken's ‘Toespraak’ a.d. leden v.d. Mij. t. Nut van 't Alg.: Kroes-Ligtenberg a. art. De Gids 1942; hierin ook schets v. ellende te Amsterdam; ‘volgens afspraak’: Br. v. Deken a. D. l. Lande 29 Jan. 1800 De Gids 1942, p. 173. |
p. 371 |
Deken informeert naar ‘Toespraak’: Br. 11 Maart 1800, De Gids 1942 p. 174. |
p. 372 |
Deken's kritiek op politieke toestand: Dys. p. 343, Br. v. 13 Juni 1800. |
p. 373 |
‘onze gelukkige afhankelijkheid’: Dys. p. 366, Br. Oct. (?) 1800; Van Hall uitgesloten v.h. stemrecht: Herinn. p. 88; zijn stem v. gewicht in 1813: Laman Trip - De Beaufort Gijsbert C.V. Hogendorp p. 243. |
| |
Twintigste Hoofdstuk
p. 375 |
‘8 Januari schrijft Deken’: Dys. p. 368; ‘ons leven is hier zo prettig’: p. 370, Br. v. 23 Jan. 1801; avond b. Van Hall: p. 393; gesprek over Em. Kant: p. 388 en 390, Br. v. eind Jan. of begin Febr. 1801. |
p. 376 |
Wattier-Ziesenis: Dys. p. 361, 363, Br. v. 3 Nov. en 7 Dec. 1800; Bingley: p. 329, Br. v. 27 Jan. 1800; Las Wattier Betje's vertaling?: V. Hall Herinn. p. 86; Van Royen en Van Der Woordt: Dr. H.W. Fortgens: De Latijnse School te Vlissingen, Arch. Z. Gen. 1946-47. |
p. 377 |
W. Kist over V.D. Palm en ‘de tantes’: Dys. p. 373 noot; Bellamy en V.D. Woordt: A. Nijland a.w. II p. 275; verrukking over echtpaar V.D. Palm: Dys. p. 373, 389; oordeel over Lublink De Jonge: p. 389, 390. |
p. 378 |
eerste plannen o.d. kalfskop: Dys. p. 370, Br. v. 23 Jan. 1801, aansluitend b. Aagje's gedicht; ‘Wat word ik klein’: p. 388; b. Arnold: p. 369; pleidooi voor hem: p. 388, 389. |
p. 379 |
de vrienden passeren de revue p. 370; Busken Huet's: Daags na het Feest, Litt. Fant. en Krit. V. p. 167. |
p. 380 |
Bezoek v. Ds Huet: p. 318, Br. v. 2 Aug. '99; oude relaties m.z. moeder: p. 295. |
p. 381 |
Dankbrief v. Deken a. Coosje Huet-Busken: p. 379, Br. v. 4 Sept. 1801; Deken over zomer 1801: p. 381 Br. v. 3 Sept. 1801, ook bestelling v. neef Ribbers ald.; kinderen v. Crimpen overleden: V.D. Baan Gesch. v. Wolfaertsdijk, waar Ds v. Cr. stond 1789-1792; zijn kwaal: Dys. p. 358, Br. v. 15 Aug. 1800 en p. 392, Br. v. 1 Dec. 1801; zijn zorg voor W. en D. p. 391; ‘als het bij hem regent’: p. 358, |
p. 382 |
vervroegd emeritaat v. V. Crimpen: Boekzaal. d. Gel. Waereld 1802; hij overlijdt 19 April in de Nobelstraat (Gem. Arch. Den Haag, begrafenisboek 1802, 24 April) vóór hij zijn huis in de Herderinnestr. betrokken heeft. De lezing van Dys., waaruit deze anders besluit, is foutief; 1o is de betr. brief v. 29 Januari 1802, niet 29 Juni, gelijk Dys. dateert (p. 397), 2o las hij abusievelijk: ‘de dierbare stakker’, inpl. v. Hakke (zie hs. Mij. d. Ned. Lett.) en liet dit ‘stakker’ op V. Crimpen slaan; Wilhelm Meister's Lehrjahre: Dys. p. 383, Br. v. 22 Sept. 1801. |
| |
| |
| |
Een en twintigste Hoofdstuk
p. 383 |
‘Onder ons wil ik u wel belijden’: Dys. p. 385, Br. v. 16 Nov. 1801. |
p. 385 |
Deken a. P. Loosjes: Dys. p. 394, Br. v. 22 Jan. 1802. |
| |
Twee en twintigste Hoofdstuk
p. 388 |
‘Jonge, wat ben ik blij’: Dys. p. 345, Br. v. 13 Juni 1800; ‘hoe blijde zal ik zijn’: p. 342 Br. v. 3 Mei 1800; ‘indien wij meer door ons gevoel..’: p. 319 Br. v. 2 Aug. '99; Ds. Huet V. Breggen Pauw over zijn bezoeken: Alm. v. Vr. d. Vr. 1808. |
p. 389 |
‘... zeer wel uitgaande’: Dys. p. 408. Br. v. 19 Jan. 1804; carcinoom: deze diagnose werd mij van medische zijde verstrekt, na overlegging der desbetreffende plaatsen in de brieven; zowel voorgeschiedenis als het bij de sectie geconstateerde bleken typerend;... ‘ik ben geen uur zeker’: Dys. p. 398 Br. v. 28 Juli 1802. |
p. 390 |
Vertaling v. Hermann von Unna: Dys. p. 418, Br. v. Jansje V. Crimpen-Teerlink a. V. Hall, 22 Nov. 1804; dankbaarheid over wonen m. Jansje: p. 399 Br. v. 3 Sept. 1802 (Deken); p. 403, 8 Oct. 1802 (niet 1803, zie nader aant. b.p. 391) Betje. |
p. 391 |
‘Ziet ge nooit onzen vriend’: Dys. p. 400 Br. v. 9 Sept. 1802; Betje 's troostbrief a. Van Hall Dys p. 403;... ‘de ziel iets van die vrede ervaart’: verg het in hs. gebleven deel v.d. brief (Mij d. Ned. Lett). Dit deel ontbreekt b. Dys., die alleen het fragment opnam, door V. Vloten (Nog wat v. Betje Wolff en A. Deken, Nederland 1880, p. 16) gepubliceerd, van wie hij ook de verkeerde datering, 8 Oct. 1803 in pl. v. 1802 i.h. hs., overnam; Deken's berichten over Betje's ziekte: Dys. p. 408, Br. v. 19 Jan. 1804 en p. 411, 28 Juni 1804. |
p. 393 |
Betje's laatste woorden: Dys. p. 418, Br. v. Jansje V.C.-T. a. V. Hall, 22 Nov. 1804. Deken's laatste briefje: p. 415, 5 Nov. 1804; bericht o. Aagje's ziekte: p. 415, Jansje V.C.-T. a. V. Hall; o.h. dood p. 416 Br. v. 14 Nov. 1804 ‘stoffen tot een Casteel’: t.z.p. 13 Nov.; Betje over Deken's zorgen: p. 340. Br. v. 23 Mei 1800; p. 398, 28 Juli 1802; hun saamhorigheid: p. 340. |
|
|