plexe vorm van communicatie is (Ghesquière 2009, 29; Ewers 2000) wordt de historie van de jeugdliteratuur opgevat als een geschiedenis van haar productie, distributie en receptie, waarin verschillende actoren in het jeugdliteraire systeem onderscheiden rollen spelen, maar elkaar ook beïnvloeden. De studie van de tekst wordt derhalve uitgebreid met onderzoek naar de context. De noodzaak daartoe werd al onderkend in Tot volle waschdom, waarin de traditionele aandacht voor genres, auteurs en illustratoren werd verbreed met thema's als uitgevers, boekverkopers en leescultuur (Dongelmans et al. 2000).
Het belangrijkste zwaartepunt zijn de teksten: welke belanghebbende of representatieve publicaties hebben de ontwikkeling van de Nederlandstalige jeugdliteratuur bepaald? Omdat deze literatuurgeschiedenis meer wil zijn dan een opsomming van interessante teksten, opteren we ervoor om via een beknopte typologie van genres een ordening aan te brengen. Genres zijn op hun beurt cultuur- en periodegebonden modellen (Ghesquière 2005, 12) die inzage bieden in de complexiteit en de dynamiek van het jeugdliteraire systeem. Ons uitgangspunt hierbij blijft een niet-normatieve opvatting van ‘literatuur’. Hierdoor is er aandacht voor zowel fictie als non-fictie en voor teksten behorend tot de canon van volwassen deskundigen, alsook voor teksten die vooral populair zijn bij jonge lezers. De nadruk bij de bespreking van de teksten ligt op de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw. Vooral sinds de jaren 1980 hebben belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden die in De hele Bibelebontse berg niet beschreven (konden) worden.
Teksten staan niet op zichzelf, maar worden gemaakt door auteurs en illustratoren. Wie zijn de belangwekkende schrijvers en tekenaars en hoe hebben ze de ontwikkeling van een genre mee bepaald? Wat was er zo specifiek of vernieuwend aan hun aanpak? Auteurs en illustratoren zijn spelers in het veld van de jeugdliteratuur en hun reputatie wordt mede gevormd door de kritiek, door de uitgeverijen en door bemiddelaars uit bibliotheek en onderwijs. Hoewel de rol van dergelijke mediatoren niet onderschat mag worden, is hun invloed op ontwikkelingen binnen genres niet altijd duidelijk zichtbaar of te achterhalen. Wanneer dat wel het geval is, is daar expliciet aandacht aan besteed.
Een tweede zwaartepunt is kindbeelden, een sleutelbegrip uit de studie van de jeugdliteratuur. De jeugdliteratuur wordt gestuurd door de wijze waarop samenlevingen kinderen percipiëren. Welke filosofische of pedagogische inzichten bepalen het kindbeeld? Hoe worden die inzichten vertaald naar de jeugdliteratuur? Hoe verhoudt de impliciete lezer zich tot wat we weten van de reële lezer? In deze context wordt ook