zen Nederland en Vlaanderen, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, en aan de Universiteiten van Antwerpen, Leuven en Tilburg. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar Katrien Vloeberghs, voor haar ideeën bij de beginfase van dit project, naar Jant van der Weg, voor haar advies over de Friese jeugdliteratuur, naar Toin Duijx voor de algemene adviezen en de organisatie van de twee studiedagen, en naar Colette Pelt,
voor haar feedback en hulp bij de afwerking.
De steun van de Nederlandse Taalunie was onontbeerlijk voor de realisatie van dit boek. We danken in het bijzonder Martijn Nicolaas, Karlijn Waterman en Geert Joris voor hun constructieve feedback en hun vertrouwen in ons project. Verder zijn we de uitgevers en illustratoren erkentelijk die bereid waren om dit project te ondersteunen door illustratiemateriaal ter beschikking te stellen, zodat de lezer van dit boek ook via beelden toegang krijgt tot verdwenen en vergeten kinderboeken. Bijzonder waardevol waren de opmerkingen van onze uitgever Bertram Mourits, die meteen geloofde in het project. Met enthousiasme en opbouwende kritiek werden we onthaald en begeleid.
Een laatste woord van dank richten we tot de lezers, die uitkijken naar dit boek en het nieuwsgierig ter hand nemen om ons te volgen naar dat land van waan en wijs dat jeugdliteratuur heet. De tijd en moeite die zij zich getroosten om in de geschiedenis van de jeugdliteratuur te duiken, opent immers ook toekomstperspectieven. Tussen die vele lezers verschuilt zich reeds een nieuwe generatie schrijvers en onderzoekers, die over enkele decennia onze zoektocht zal voortzetten.