Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
[o Heerlijk handgedaad]aant.o Heerlijk handgedaad
van hoogst eerweerde handen,
o zonne, ziende alom,
doorpeilende alle landen;
doorwerkende, alderfijnst,
de fijnste wasdomwanden,
met leven, licht en groei!
Gegroet zijt mij, wanneer
ge, ontpriemende in den morgen,
het menschdom waken doet,
in blijdschap en in zorgen;
of zendt, alwaar gij zinkt
in peerschen doom geborgen,
uw laatsten avondgloei!
o Diepheid, ongekend;
o rijkheid, onbeschreven;
o wondere weldaadbron,
o schoot, nooit uitgegeven;
vol levenwekkend licht,
vol lichtontwekkend leven
vol lijf-en zielsgenot!
'k Aanbade u, waart gij niet,
zoo ik en mijns gelijken,
't zij sterren, die 'k alom
zie aan den hemel prijken;
't zij vogel, vissche of dier,
die land en zee berijken;
een' enkele blom van God!
|
|