Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Liederen, eerdichten et reliqua | |
[pagina 99]
| |
In foco amor mi miseaant.B. Fra Jacopone da Todi De liefde stak me in brande;
mijn bruidegom, de nieuwling,
wanneer Hij mij den ring gaf,
het lammeke van der minnen
deed me in 't gevang, Hij vong mij,
Hij stak door mij den messteek:
Hij deelde in tween mijn herte; en
de liefde stak me in brande!
Hij stak mijn herte in tween, en
mijn lichaam viel ter aarden:
de koker van de liefde
dien Hij ontsloot, hoe heet toch,
hoe heete stralen zond Hij!
Van vrede miek Hij oorlog.
Ik sterf mij klaar van zoetheid;
de liefde stak me in brande!
Ik sterve van der zoetheid,
geen wonder, neen, geen wonder!
Want sterk, o sterk, zoo schoot mij
de lancie van de liefde,
wier ijzer wijd en breed staat,
wel duizend vâmen, peist toch!
en dweers door mij zoo boorde 't;
de liefde stak me in brande!
De lanciën waren uit, en
nu ging Hij kruisboogschieten:
ik hield om mij den schild toen,
maar schieten deed Hij sterker:
en niets waarin 'k beschut vond.
| |
[pagina 100]
| |
Hij brak mij gansch en 'k lag daar
zoo hevig zijn geschut was;
de liefde stak me in brande!
Zoo hevig zijn geweld was,
dat heel mijn lijf aan stuks lag:
en hoe dat van de dood ik
ontkomen mocht, en weet ik,
Hij riep met luider stemmen,
Hij greep 't geschut, Hij rechtte 't,
Hij schoot op nieuw nog sterker;
de liefde stak me in brande!
't Geschut waarmede Hij schoot nu,
't was bonken steen, zoo loodzwaar,
dat ieder steen, - hij woeg wel
tot duizend ponden zwaar toe -
zoo rechte naar mij toekwam,
dat nooit geen een van mij viel:
ge en haddet ze ooit geteld, en
geen een, geen een die misvloog:
de liefde stak me in brande!
Hij miste mij niet eens, ah!
zoo sterk, zoo kost Hij schieten!
En 'k lag daar langst den grond, ik,
noch kon ik zelfs mij hulp doen.
Ik lag daar neêr, gebrijzeld,
noch voelde 'k mij, noch wist ik
of leefde ik nog of niet meer:
de liefde stak me in brande!
'k Lag buiten mij, en dood, als
van vreugde en van genoechten.
Dan leefde ik en zoo sterk weêr,
het hert wierd mij zoo krachtvol,
dat ik de wacht gevolgd kwam
| |
[pagina 101]
| |
waarmede ik eerst gegaan was
naar 't hof des hoogen konings:
de liefde stak me in brande!
Wanneer ik weêr te mij kwam,
zoo streed ik tegen Christum:
'k stond spoedig weêr te wapen,
en reed te zijnen landwaard:
'k gemoette op staanden voet Hem,
en 'k randde Hem aan, dat dorst ik,
en wrake nam ik ook, ja!
de liefde stak me in brande!
Na dat ik was gewroken,
zoo wierd het vrede en peis toen,
omdat Hij, eerst van al, mij
zoo warelijk bemind had.
Voor Christus en zijn liefde
nu voel ik mij bekwame;
mijn herte draagt Hem altijd:
de liefde stak me in brande!
|
|