Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende God is onuitspreeklijk goed Ja, alleen in ijdelheden is mijn leven weggegleden, groote God, maar ach, waartoe? Ach, op dat ik, steeds bedrogen, eindlijk mijn bedrogen oogen in beschaming open doe! Wien Uw goedheid wil behoeden voert Gij, door de tegenspoeden, naar het eeuwig waarheidslicht; ook de hand der ondervinding ruk den blinddoek der verblinding van het schemerziend gezicht. Heb, voor 't doorgeworsteld strijden van een leeftijd vol van lijden, dank, o Gij, God van mijn hert; 't heeft me aan 't aardsche stof ontheven in de hoop op beter leven en den wereldstrik ontwerd. [pagina 730] [p. 730] Maak, o maak Uw werk volkomen, vloeien Uw genadestroomen op mijn dor en droog gemoed, laten ook mijn laatste stonden de belijdenis verkonden: ‘God is onuitspreeklijk goed!’ (Onzekere attributie) 1869(?) Vorige Volgende