Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 723]
| |
't Water dat van de daken loopt
de daken loopt
in beken
die breken
die spreken
Het water is zulk een wonder ding
een wonder ding
het zingt ...
Het water dat in de beke vliet
en henenschiet
zoo zachtjes
met lachtjes
en klachtjes
het water is zulk een wonder ding
het zingt het klinkt het blinkt
Het water dat in den zeekom ligt
den zeekom ligt
en suist
en ruischt
en buischt
dat water is zulk een wonder ding
een wonder ding
het zingt het blinkt het klinkt
Het water dat in den beker blinkt
den beker blinkt
den klaren
den raren
den waren
dat water is zulk een wonder ding
een wonder ding
bezonderlijk als me 't drinkt.
9-8-1860
|
|