Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 608] [p. 608] Die mijn hert bemint Voor de H. Communie. Die mijn hert bemint, o konde ik hem gevinden! Heere, vonde ik U, mijn hert, mijn toeverlaat, wiste ik waar hij henengaat. Ver van mij, dat ben ik zeker, is de liefde- en troostinspreker, want mijn herte zwemt, o wee, in een wijde tranenzee. Is hij in de blommen? Neen-hij: in goud, rijkdom of gesteen hij, als hij in mijn hert niet is, neen-hij, neen-hij, nee gewis. 1858-'59. (3-'97). Vorige Volgende