Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [Dat de goedheid Gods geweten] Deo gratias! Dat de goedheid Gods geweten zij alomme, en nooit vergeten; en dat, nu en immermeer, dank zij den Heer! ‘Dank!’ het is zoo schoone een spreken, 'k voel mijn hert van liefde breken, als ik zegge en zuchte, teer: dank zij den Heer! Hebbe ik ooit onvriendlijkheden, scherpe en zonder schuld, geleden, 't woord verdoofde 't lijden zeer: dank zij den Heer! Wilt elkeen zijn kwaad uitboeten en, getroost, dit leven zoeten, dat hij 't wel van buiten leer': dank zij den Heer! [pagina 322] [p. 322] Blijft men hier u liefde ontgeven, zet uwe ooge op 't ander leven: nooit gewanhoopt, zegt veel eer: dank zij den Heer! Dat de goedheid Gods geprezen zij, zoo nu zoo ooit nadezen, en zegge ieder immermeer: dank zij den Heer! 1893(?) Vorige Volgende