Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 272] [p. 272] Wij Maand I Evigilate justi I Cor., XV, 34 Rechtveerdigen, staat op nu, geen tijd van slapen meer; de dageraad verkondigt de komste van den Heer; de tijden zijn geleden, de gramschap is voldaan: evigilate justi, staat op, voortaan! Hoe menigvuldige eeuwen, hoe menig honderd jaar en daalde in onze ellende noch zon, noch mane klaar: daar zaten wij verwezen, verloren en vergaan: evigilate justi, 't is licht, voortaan. De dorre boom des levens, doorbeten en doorboord van lentedag noch bloeitijd en wist hij, immer voort; de wortel ongestorven alleene is blijven staan; evigilate justi, en hoopt voortaan! Bedruipt hem met uw' dropelen, o dauw, o regenvloed; en, moederaardsche meigrond, uw herte 'em opendoet; de wortel zal van Jesse nog wassen weêr, en staan, evigilate justi, gebloeid, voortaan! [pagina 273] [p. 273] De Davidsstam zal dragen eene edele blomme fijn, en rustende in die blomme zal 't Woord des Heeren zijn: weest, onbevlekte alleene, wier schoot hem moet ontvaan, evigilate justi, gegroet, voortaan! De nachtegalen zwijgen, 't en hellemt geen gepraat van vogels meer; de hagen staan zwart en ongeblaêd; hoort Gabriël zijn' boodschap op de Engelklokke slaan; evigilate justi, het luidt voortaan! Gewetenlooze kwaden, uws onheils eigen' schuld, beweegt u waar gij troost en vergifnis vinden zult; verzaakt uwe oude wegen en, 't dwanglijf afgedaan, evigilate justi: ook gij, voortaan! De vrede was gebroken, het vonnis was geveld; gebroken is nu 't vonnis, en 't vreêverbond hersteld: bereid om, mensch geworden, ons menschdom bij te staan evigilate justi, is God, voortaan! 1886-87(?) Vorige Volgende