| |
[o Enkele die nog staat, uit zooveel wondere steden]
I
o Enkele die nog staat, uit zooveel wondere steden
van 't oude Vlanderen, vast geworteld in den schoot
des Noordens; Bruggestad, gegroet zijt mij, op heden,
dat ge uwe kinderen eert en vrij maakt van de dood!
Zij hebben u weleer, o Brugge, vrij gevochten
van hen, die uwen val, die uwe ontkrooning zochten;
zij hebben goed en bloed voor u te pand gesteld,
zij hebben ... Gij hebt hen, in 't levend brons herboren,
gezet in 't schaduwbeeld van uwen hallentoren,
en eeuwig vrij gemaakt voor tijd- en doodsgeweld!
| |
II
De sluier valt, die, eeuwen lang,
twee helden hield gedoken:
staat op, gelui en lofgezang,
staat op, claroen- en krijgsgeklank,
staat op, daar ligt de veege en kranke
| |
| |
o Beeldenpaar, wat doet gij schoon
twee helden ons herleven,
die Brugge, vrij van schande en hoon,
herstelden in den zegethroon,
en schonken weêr de maagdenkroon,
De sluier valt, de zonne lacht,
de zwarte wolken vluchten;
staat op, gezaamde stemmenpracht,
staat op en zingt, uit mannenmacht:
de vrijheid breekt den slavennacht,
geen dwingeren meer te duchten!
| |
III
Zij kwamen gereden, met schande en met schrik,
met wagens vol bindende boeien:
zij gingen, zij zwoeren 't, met haat in den blik,
heel Brugge doen hangen en gloeien:
en zou daar, eer morgen, ontsnappen
en 's peerdenvolks ijzeren stappen!
| |
IV
Ze lagen en waakten en baden te gaêr,
en 't Recht, in hun' herten geborgen,
ontnam hun de vreeze voor 't nakend gevaar,
ontnam hun de vreeze voor morgen:
't zij vrouwe, 't zij maagd,
't zij kind, 't zij gedaagd,
| |
| |
geen een die daar Vlaamsch hiet, of, dapper
en 't woord van den zuiderschen klapper!
| |
V
‘Schild en Vriend!’ Ontspringt te hand,
de klokke luidt, gij knapen;
‘Schild en Vriend!’ voor 't Vaderland
zij goed en bloed, zij hand en tand:
har! ... Lijf om lijf, te wapen!
‘Schild en Vriend!’ Kloek opgestaan,
zoo een, zoo al gestreden;
‘Schild en Vriend!’ geen rust voortaan;
wat walsch is valsch is: kracht gedaan,
‘Schild en Vriend! ...’ Geen antwoord meer,
van valsche, walsche tongen? ...
‘Schild en Vriend!’ Het Vlaamsche heer,
heeft, God zij dank, nog dezen keer
den Vlaamschen dag voldongen!
|
|