Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [De boomen staan nog naakt, en in] De boomen staan nog naakt, en in hun' winterdaagsche ellende verarmoed; ijele en ongedaan, gelijk' een schooiersbende; terwijl, beneên de langheid hunner takken, allenthenen, alreede 'et nieuwe koorengroen is uit den grond verschenen. De zunne lekt en laaft de teergetopte jonge spieren; die, kijkende uit den moederschoot, den eersten blijdag vieren huns levens. Ach, hoe keurig zijn de duizendvoude kerven van groenigheid, in al die on- gelijkig groene verven! Nu donker, zat en zappig; dan weêr helder, licht en levend; nu schaars den bruinen grond nen tik van schaduwgroenheid gevend! Zoo ligt de vlaamsche koorenvloer, komt lentemaand te wenden, in 't vliesgewaad gelegwerkt, al- derliefst en nergens tenden! 15-2-1893 Vorige Volgende