Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] [o Koning groot, die, ongeacht] o Koning groot, die, ongeacht al mijne onweerdigheden, U zelven hebt mij toegebracht, tot spijze en drank, op heden; wat zal ik Uw' Hoogmogendheid, die, bron van 't eeuwig leven, mij dezen troost hebt voorbereid, erkennend wedergeven? 'k En heb maar 't geen Gij zelf mij geeft, 'k behoore U te allen tijden, en alles moet, dat in mij leeft, Uw' milde hand belijden! Aanveerdt mij dan, en werkt in mij al 't gene U kan behagen; en, medewerkend, zal ik blij Uw' name en stempel dragen, tot dat ik, ouders, vrienden, met u allen eens nadezen, - verhoore God mijn dankgebed! - mag eeuwig dankbaar wezen! 1891(?) Vorige Volgende