Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] VI Vlucht maar, vogels, koud en deerlijk is 't alomme: vlucht en vliedt, voor de koude en voor de menschen, want de mensch en mint u niet. Vlucht maar, of hij zal u schieten, met zijn roer, hij droomt daarvan: vlucht waar hij, met al zijn' wijsheid, vlucht waar hij niet aan en kan. Vlucht omhooge, en komt niet neder, eer gij streken menschloos vindt; vlucht, en zet uw' voet geen tweemaal bij dat Godloos menschenkind. Vlucht, hij wilt zijn' boosheid boeten in uw bloed, o vogels vrij; vlucht, of sterven zult gij moeten: zulk een hertloos mensch is hij! [pagina 70] [p. 70] Gij verschaft hem, binst uw leven kort of lang, o vogels kleen, al hetgeen gij hebt en geven kont: en, dankbaar is hij? Neen! Hij bespiedt u, kleene dierkens, met 't moorddadig roer in d'hand: en ... Zoo groot is hij, die over alle dieren kroone spant! 1880(?) Vorige Volgende