Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 496] [p. 496] [Ach, hoe dikmaals was 't mijn lot niet] Ach, hoe dikmaals was 't mijn lot niet u te spijzen, dierbaar kind, aan de tafel, waar gij God niet enkel tegenwoordig vindt, maar Hem raakt, aanbidt, en, driemaal ondoordringbare wonderdaad, Hem, die vergezeld van tienmaal honderdduizend engelen gaat, in uwe arme ziel mocht bergen, slechter als een Bethlehems stal, en van Hem die gaven vergen die geen koning geven en zal! 10-4-1861 Vorige Volgende