Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 487]
| |
Driemaal XXXIII KleengedichtjesLezer Het woord ‘Kleengedichtjes’ zal u doen peizen op het ‘Kleengebeedtje’, waarmede eertijds - eilaas nu niet meer! - alle leering aanvang nam; mochten hier en daar een van deze mijne Kleengedichtjes een goed gedacht in uw geheugen, of een goed gebed uit uw herte streelen, 't ware al vele om te antwoorden op uwe billijke vrage: Cui bono? Waartoe dient dat? Het zou misschien ook kunnen helpen goedmaken dat dichten en bidden, na' den rechten eisch, al dikwijls deur malkander loopt. Aanveerdt dan met jonsten, duidt mij ten goede en gebruikt tuwen besten. Rousselaere, sint Jans avond, des Dopers O.H.J.C., A.D. MDCCCLX.
23 Juni 1860 |
|